13 februari 2014

Wil ik dit wel weten

Dat je nu wel soepel als een gazelle uit bed zou moeten springen, zeg je tegen jezelf. Iets minder soepel mag ook, als je er maar uit komt. De slaap was als een diep gat, of zo.

Je herinnert je een van je dromen van de voorbije nachten. Het was weer iets met een schoen die je kwijt was. Wat is dat toch met die schoenen in je dromen?

Je ligt op de tafel van de kinesiste. Iets in jou zegt dat je zou kunnen blijven liggen. Dat iets zou je rug kunnen zijn. Je doet het maar niet.

Om het gebouw binnen te kunnen, moet je allerlei dingen uit doen en door een magische tunnel laten schuiven. De man en de vrouw naast de tunnel kijken aandachtig naar het scherm. Zouden jouw sleutels er opwindend uit zien?

Stilaan tijd om echt zenuwachtig te worden voor het verjaardagsetentje binnen enkele dagen. Je kunt de kookstress nu al een beetje voelen.

De meneer in de lift heeft een karretje, om documenten mee rond te brengen. Er stapt een vrouw in die hem blijkbaar goed kent. Tussen verdieping 1 en 5 wordt er op beschaafde doch doortastende wijze geflirt. Wat zijn ze schattig.

Sommige mensen zijn beter in koffiepauzes dan jij. Ze kunnen dat, zo soepel en zelfverzekerd door de ruimte gaan, en hier en daar gesprekjes beginnen. Sommige mensen zijn ook onbeleefd. Ze nemen iets te opvallend twee of drie van die kleine koffiekoekjes mee, die ze dan in hun mond proppen.

Je doet je best om vlotjes een babbel te doen met die mevrouw. In het Frans. Je hebt nog steeds het gevoel dat ergens onder je huid een gevechtje bezig is tegen een of ander virusje. Je staat wat wankel op je benen. Sommige delen van je lichaam lijken nogal moe. Je geeft een kort verslagje van wat de sprekers tot nu toe gezegd hebben. Niet alle woorden komen even vlot naar jouw mond gewandeld, zo lijkt het wel. Maar ze glimlacht wel. Het ging toch niet helemaal fout.

Je loopt buiten, in de regen. Naast het voetpad is een werf. Een immense grijpkraan haalt allerlei dingen weg. En ook nu denk je dat die kraan wel erg dicht bij de put komt die hij zelf aan het graven is. Het kleine jongetje in jou zou eigenlijk graag willen blijven staan kijken, net als vroeger. Je durft niet.

Je maakt een nieuw lijstje. Af en toe denk je dat je zo toch een klein beetje controle krijgt over de werkelijkheid. Stel dat je een kalligrafisch schrift zou hebben, dan zou dat zeker het geval zijn.

De twee vrouwen in de trein praten uitgebreid over alle mogelijkheden en formules voor het fenomeen zwemles voor de kinderen. Eens te meer besef je dat er hele melkwegstelsels zijn waarvan je niet eens wist dat ze bestonden.

De mevrouw op die andere bank. Je kent haar ergens van, maar je zou niet weten van waar. Ze glimlacht heel even voor ze opstaat. Je zou zoiets moeten kunnen opzoeken in je hoofd. Met een of andere zoekrobot. Zodat je je niet zo dom zou voelen.

In de winkel. Spullen kopen om koekjes te bakken, en later ook ijs te maken. De koekjes moeten in het ijs, uiteindelijk. Je bent nu al bang dat het – ongetwijfeld – helemaal zal mislukken. De kookstress dus.

Dat de grote leider ziek is, en weer in het ziekenhuis ligt, wist je ondertussen al. Dat het ook nog eens zo uitgebreid moet behandeld worden in het avondjournaal, dat lijkt er toch een heel klein beetje over. Wil ik dit echt wel allemaal weten, denk je.

Tijd om koekjes te gaan bakken.

Ergens is een soort regenboog te zien. Een kunstwerk.

Geen opmerkingen: