06 december 2014

Mompelen

Het overkomt je soms. Een artikel in de krant zien en lichtjes beginnen zieden. Zodanig zelfs dat je het niet helemaal door kunt lezen. Dan maar eerst boodschappen gaan doen. Terwijl de hele tijd zinnen door je hoofd laten gaan, als antwoord. Hoe rusteloos het je maakt. Dan uiteindelijk, bij het middageten, nog maar eens een poging doen om het helemaal tot het einde te lezen. De enige manier om de lichtjes trillende handen onder controle te krijgen, is die reactie toch maar uitschrijven en opsturen naar de krant. Zo is ze een beetje uit je systeem en kun je dat lang verhoopte middagdutje gaan doen.

De mooie mevrouw in de winkel. Je bent een van de eerste klanten. De computer die de producten moet scannen doet het niet. De methode ‘gewoon even aan- en uitzetten’ doet het nog altijd goed, zo zal blijken. Dus enkele minuten staan wachten, aan beide kanten van de toog. Een beetje tot verlegenheid aanzettend, en een beetje ook wel fijn. Het apparaat doet het weer, je kunt betalen, en het is weer voorbij. Zelfs een beetje jammer.

Na het werk snel naar die ene plek fietsen, voor de uitreiking van de prijs. Een erg ontroerende film, over een jongen met één been in Baghdad die graag wil voetballen en zich Messi waant. Daarna een receptie. Je doet je best om te netwerken en zo. Daarna naar huis, met je hoofd bij een rustige avond. Meer dan halfweg ineens beseffen dat je fiets nog aan de zaal staat. Een beetje mompelend teruggaan. Zouden mensen het aan je zien? Zouden ze denken: wat een loser! Of het toch wel een beetje schattig vinden?

Nog even denken aan het mooie concert waar je met haar naartoe ging. En dat je toch even die rolstoel mocht duwen op de kasseien. Wel handig eigenlijk, iemand meenemen in een rolstoel. Je krijgt meteen een goede plek. Zij krijgt meteen een dekentje, jij niet. Je herinnert je veel, zoals hoe gemakkelijk het is en was om samen met haar onnozel te doen. En andere dingen, die je een beetje verlegen maken. Tijdens het concert denk je ineens: we zijn groot geworden.

Horen dat een groot klein meisje je toch wel een beetje raar vindt. En dat wel een fijne gedachte vinden.

Er zijn van die programma’s op de televisie waarin dochters vertellen hoe ze zich schamen om hun moeders, die iets te veel hun best doen om er sexy uit te zien, om het vriendelijk te zeggen. In de trein komt er ineens een mevrouw binnen die in dat programma had kunnen zitten. Ze lijkt een pak jaartjes ouder dan jij. Wat is dat een rare rode pluim die ze in haar geblondeerde haar heeft zitten. Is dat zwarte kleedje niet een beetje kort? Ze doet haar jas uit en gaat zitten. Ze heeft werkelijk gigantische borsten. Die worden gepresenteerd aan de wereld in een eveneens werkelijk gigantische decolleté. Iedereen doet zijn best om allerlei kanten uit te kijken. Zij kijkt de hele tijd rond met een blik van ‘heb je mij gezien?’ In het algemeen ben je wel voorstander van borsten, maar je bent toch blij dat je uit mag stappen, de koude avond in. Hopelijk duikt ze niet op in een van je nachtmerries.

Die nieuwe dekbedovertrek slaapt wel lekker. Even denk je nog: ik moet dat aan iemand melden. Waarom, dat weet je niet.

Na het werk naar huis hollen om te beginnen met het koken voor de vriendin die je hebt uitgenodigd. Als een gelukkig kind staan kijken naar hoe er mooie bruine korstjes komen op de kaassaus boven op je lasagne. Denken: hee, dit kan ik ook. Of zoiets. Andermaal vaststellen dat je er niet aan kunt wennen dat iemand een beetje te laat komt. Dan maar verder kijken naar hoe er meer van die korstjes komen, ook wel leuk eigenlijk.

’s Ochtends vroeg op de markt een vrij hevige discussie over de staking. Van ‘ik ga niet staken’ over ‘het is toch veel te ver gegaan allemaal’ tot ‘die gevangenen hebben veel te veel luxe’. Op dat uur van de dag ben je normaal alleen in staat tot een beetje beleefd mompelen, met voorzichtige kaakbewegingen. Je mond moet nu andere dingen doen, en zeggen dat je het helemaal niet eens bent met de twee mevrouwen. Al snel is er een consensus dat zowat alle gevangenen die geen moordenaars zijn wel televisie mogen hebben. Het is een begin…

Een verhaal lezen dat je erg verdrietig maakt. Je zou iets voor haar willen kunnen doen dat op een of andere manier voelt als nabijheid.

Tijdens de vergadering, ze is zelfs nog maar pas bezig, in een verre stad. Je buik maakt allerlei rommelende geluiden. Anderen stellen lachend vragen, of je honger hebt of zo? Je antwoordt ook lachend, dat het geen honger is, maar normaal en zo. Terwijl reken je in je hoofd uit hoeveel uur het nog duurt eer je veilig en wel thuis zult zijn. En weet je dat iets onherroepelijk zal zijn.

Geen opmerkingen: