05 december 2014

Hoor wie klopt daar

Ik schrijf een beetje stilletjes, want terwijl ik dit zit te schrijven, zit, of beter ligt hij hiernaast in de kamer. Hij stond ineens voor mijn deur. Kloppen deed hij niet, wel gewoon aanbellen. Ik heb zo’n bel met een cameraatje, zodat je kunt zien wie er voor de deur staat. En daar stond hij, Sinterklaas, voor mijn deur. Of hij even binnen mocht komen, dat vroeg hij.

‘Het spijt me dat ik u stoor, Jan, maar ik weet dat u een goed mens bent. Toch meestal op vrijdagavond. Het zit zo, ik ben ontsnapt. Ontsnapt aan mezelf eigenlijk. En aan de pieten. Die pieten doen tegenwoordig trouwens hun best om zich regelmatig te wassen. Zo kun je zien dat ze onder het roet alle kleuren hebben: wit, bruin, zwart, geel. Heel divers, en dus heel gewoon eigenlijk. Maar daar gaat het nu niet over.’

Ik stond me af te vragen wat ik nu moest aanbieden aan de sint. Maar hij loste mijn probleem meteen zelf op.

‘Zou ik u mogen vragen om de gordijnen te sluiten. Niemand hoeft te weten dat ik hier ben. Ik had in het boek gelezen dat u niet erg onder de indruk bent van protocol en toestanden, dat heeft u geleerd van Julia waarschijnlijk. Ik heb Julia nog goed gekend trouwens, prachtige vrouw. Maar ook daar gaat het niet over nu. Wat ik eigenlijk graag zou willen, is gewoon even hier bij u in de zetel komen zitten, zo met mijn voeten daar op dat kussentje, en onder uw dekentje, waarover ik al veel gelezen heb in uw stukjes. En dan naar Thuis kijken. Daarna vertrek ik weer natuurlijk. Ik heb nog heel veel werk te doen, maar ik had zo’n zin om er even tussenuit te knijpen.’

Dat was vanzelfsprekend geen probleem. Ik vroeg me af of de sint de hele tijd dat grote ding op zijn hoofd laat staan, en of dat niet vervelend is soms. Hij had het al afgezet en legde het op het salontafeltje. Zijn staf had hij tegen de CD-kast gezet. Of hij niet iets wilde eten? Ik had nog een stuk veggie lasagne over van mijn etentje van gisterenavond. En in het kader van de strijd tegen de voedselverspilling is het toch goed om iedereen in te schakelen.

‘O ja, als dat zou kunnen. Weet u, als we zo op tocht zijn met het speelgoed, is het toch wel vaak fastfood. En als ik thuis ben, wil de kok mij altijd vlees doen eten, omdat hij denkt dat ik daardoor beter oud zal worden. Maar ik eet eigenlijk veel liever gewoon veggie. Veel lekkerder. En ook beter voor de ecologische voetafdruk.’

Hij vroeg of hij dat ook in de zetel mocht opeten, bij de televisie, net als ik. Daar had hij al altijd zo’n zin in gehad. En daar zat hij dan te eten. Ik had hem toch maar een keukenhanddoek gegeven, bij wijze van megaslabbetje, om zijn mooie pak te beschermen. Het was wel een geweldig zicht. Terwijl liep het journaal nog.

‘Nou, Fabiola, die heb ik ook goed gekend. Veel mee gelachen trouwens. Zij kwam me altijd grapjes in het oor fluisteren. Die kan ik vanzelfsprekend niet onthullen. Iets met het colloque singulier of zoiets, ik kan dat nooit onthouden.’

Ik had hem ook een klein glaasje wijn gegeven. Hij nipte er voorzichtig aan. Een dessertje wou hij niet. Iets met zijn lijn of zo. Ik zei hem nog dat je met zo’n kleed aan niet goed kunt zien of hij wat te dik was.

‘Vindt u dat trouwens ook niet raar, die uitdrukking die je soms hoort van vrouwen, zo van: mijne vent staat dik. Alsof het een soort waterstand is of zo.’

Ik zag aan hem dat hij zich klaar begon te maken voor Thuis. Hij installeerde zich helemaal, met het dekentje. Hij zag er volmaakt gelukkig uit.

Net ben ik toch maar even gaan kijken hiernaast. Ik had de indruk dat Thuis al voorbij was, en van hem hoorde ik niets meer. Bleek dat hij lag te slapen. Met een klein snurkje zelfs. Hij zag er gelukzalig uit.

Ik ga hem nog even laten liggen, maar daarna zal ik hem toch maar wakker maken. De pieten zullen zich misschien al veel zorgen maken ondertussen. De verleiding is groot om even in zijn boek te gaan kijken. En – ik weet niet of ik dat eigenlijk wel mag onthullen – het grote boek van Sinterklaas is tegenwoordig een tablet. Maar ik ga dat toch maar niet doen. Sommige geheimen moet je onaangetast laten. (Iets waar ik overigens goed in ben.)

Ik heb wel een beetje te doen met hem eigenlijk. Het is allemaal gemakkelijk gezegd, dat ‘we zullen allemaal langer moeten werken’, maar je zult toch maar de sint zijn. Ik zal hem een van mijn sjaals meegeven. Zo heeft hij altijd lekker warm, want tijdens de tocht van de sint over de daken is er ook altijd wel veel tocht. Flauwe woordspeling, ik weet het, maar het is ook al vrijdagavond, en ik ben stilaan toe aan kerstvakantie.

Terwijl ik dit zit te schrijven staat er een cd op van Leonard Cohen. Volgens mij hebben die elkaar ook nog goed gekend, al zou ik niet kunnen uitleggen waarom ik dat denk.

En dan zal ik hem nu maar wakker gaan maken.

Geen opmerkingen: