07 januari 2015

Brokstukken


Soms zie je de dingen ineens.

Een gesprek met een dierbare vriendin. En het is alsof de stukken ineens in elkaar passen, als een puzzel. Je schrikt ervan.

Soms denk je: ik zou dat of dat willen zeggen, willen kunnen zeggen. Alsof je rond een tafel loopt, niet goed wetend aan welke kant je moet beginnen. En terwijl je het dan toch zegt, denk je: ja, dit is het.

En soms, na het zien, is het alsof je een beetje iemand anders bent, en tegelijk net niet. Of zoiets.

Soms is het alsof dat zien al heel lang stond te wachten. In de wachtkamer.

En je denkt aan toen, zo lang geleden, toen het ook zo was. En je denkt aan je vader, en je schrikt een beetje van een gelijkenis.

Het is anders thuiskomen.

Je vindt een bericht dat je heel gelukkig maakt, en een beetje verlegen. Je zou iets willen zeggen, maar doet het toch maar niet.

Na een ingewikkelde droom wakker schrikken. En daarna lang wakker liggen. Je moet gewoon wachten.

Dingen zien kan je soms ook een beetje verdrietig maken. En bevrijd, voor je het weet.

En al die dingen zouden in een brief moeten. De woorden moeten zich nog zetten. Dat komt wel.

Het is druk in de trein. Je voelt je groot en breed.

De oefening van elke ochtend. Netjes wachten tot het licht op rood springt, en kijken hoe alle anderen je voorbij lopen. Tot er iemand even twijfelt, heel even maar. Je glimlacht.

Je voelt de korte nacht in je huid. Je stapt stevig door.

Het is alsof je stoel minder goed zit dan anders. Of is je lijf meer gedeukt?

Het schokkende nieuws. Het maakt je stil.

(Met enige verbijstering merk je hoe zoveel mensen zelfs al binnen enkele minuten allerlei grote analyses en beschouwingen kunnen maken. Kunnen we niet gewoon even zwijgen of zo, denk je. Uit respect voor de doden.)

De treinconducteur is de joligste thuis. Mensen glimlachen voorzichtig. Nog een nadeel van die geweldig grote hoofdtelefoons, je hoort niet wanneer er een glimlach passeert. Zomaar.

De mevrouw naast je zit erg breed. Ze wil alle ruimte om ook nog op haar laptop bezig te kunnen zijn. Jij wilt kleiner zijn, en alleen maar de boekenbijlage lezen. Het lukt je niet helemaal je goed te concentreren.

Je moet terugdenken aan dat woord dat je zou willen zijn: doorwaadbaar.

De mevrouw die aan de kassa haar boodschappen staat in te laden vertelt allerlei verhalen. Andere mensen beginnen zenuwachtig te schuifelen. Je kijkt naar diverse smaken chocolade, dat helpt ook.

En weer thuiskomen. Je hoopt op een stille avond.

Die ene tekst die je nog moet maken ligt als een blok tussen jou en de plek waar je zou willen zijn in je hoofd. Je hoopt dat je er snel voorbij zult zijn.

Iets doet een beetje pijn.

En daarna zijn er de woorden waar je wel naar verlangde. Je voelt het aan je huid.

Geen opmerkingen: