03 januari 2015

Mettertijd




Een nieuw boek van Ton Lemaire, het voelt steeds aan als een vertrouwde plek, waar je naartoe kunt gaan. Je voelt in zijn teksten steeds opnieuw die behoedzame rusteloosheid, die verwonderende verontwaardiging, die aarzelende twijfel over de moderniteit (waardoor hij de moderniteit alleen maar een dienst bewijst). Na het lezen van Mettertijd, zijn nieuwe boek met ‘dertig miniaturen’ besef je dat Lemaire in zekere zin zelf geworden is wat hij zoekt: een plek. De korte stukjes in dit boek gaan allemaal op een of andere manier over tijd en ruimte, over wat de (moderne) tijd met de ruimte doet, over wat er verloren gaat in het rusteloze najagen van een toekomst, alsof er geen verleden is.

Het zijn stukjes over allerlei onderwerpen: bomen, bossen, velden, verlaten kastelen, onbewoonde eilanden, vondsten uit een tijd lang geleden, Amazonië, Weimar, Buchenwald, … Voor wie al eerder dingen las van Lemaire komen ze niet als totaal nieuw over. En toch ook een beetje wel. Oneerbiedig zou je kunnen zeggen dat de stukjes een ‘format’ volgen. Een herinnering aan een bepaalde plek wordt uitgewerkt, in de bekende lichte maar tegelijk ernstige toon die Lemaire eigen is. De meeste stukjes eindigen op een korte beschouwing, en die heeft meestal met de tijd te maken. Regelmatig hoor je Lemaire iets zeggen als: ik ga niet meer terug, ik wil niet weten hoe het nu is.

Die korte stukjes zijn telkens uitwerkingen van elementen die in zijn andere teksten als een soort anekdote zijn. In zijn langere cultuurfilosofische beschouwingen in andere boeken vind je regelmatig verwijzingen, naar bv. de manier waarop hij als kind de natuur en het landschap beleefde en vooral naar de wijze waarop de teloorgang ervan voor een soort definitieve breuk zorgde in zijn hoofd. Zo kun je merken hoe die zoekende overwegingen ‘geaard’ zijn in persoonlijke ervaringen. In dit boekje is het in zekere zin omgekeerd. De anekdotes zijn zelf het onderwerp geworden, en de omvattende beschouwing komt pas op het einde. Het is niet dat je in al die verhalen nieuwe thema’s leert kennen, maar wel een nieuwe Ton Lemaire, als je dat zo onbeschaamd zou mogen zeggen. Je ziet hem de hele tijd ook als een nieuwsgierige jongen vol verwondering door de wereld lopen. De verhalen over liften door Europa of de spannende tocht door het leegstaande kasteel voegen facetten toe (en zorgen ook regelmatig voor een glimlach). Lemaire worstelt met gewichtige thema’s, in alle ernst, maar doet dat met fluwelen handschoenen. En in deze stukjes zie je ineens ook een man die licht en vol verwondering door de ruimte beweegt.

Het format van de miniaturen heeft ook beperkingen. Soms is het alsof er iets te zichtbaar naar steeds dezelfde conclusie wordt toe geschreven. Soms voel je de grenzen van een taal die af en toe wat archaïsch is geworden. Maar soms voel je vooral de eenzaamheid onder de verwondering. En soms voel je ook hoe de auteur via de woorden het gewicht van op hem drukkende vaststellingen probeert te verlichten.

Als het boek tot het einde gewoon uit dertig gelijkaardige stukjes zou bestaan, zou er iets niet kloppen, denk je als lezer, terwijl je de laatste stukjes nadert. En naar het einde verandert het dan ineens, waardoor alle stukjes die eraan voorafgingen een andere kleur krijgen. De ‘laatste lente’ komt in het verhaal. Lemaire vraagt zich af of de lente die hij beschrijft misschien zijn laatste lente zal worden. De eindigheid schuift dichterbij, terwijl “de lust om te leven nog intact is”. De verhalen die daarvoor kwamen, uitgestalde herinneringen van een leven, worden bijna een soort testament, een preventief testament, voor het geval dat.

In het laatste stukje “in het voorbijgaan” maakt Lemaire dan de inhoudelijke synthese. De hedendaagse mens is een ‘homo mobilis’ geworden, “een beweeglijke mens, steeds onderweg, een halve nomade, met weinig bindingen meer aan plaatsen en plekken”. Het voorbijgaan, daarover gaat het in de verschillende stukjes. Enerzijds hoe de dingen voorbijgaan, anderzijds hoe we aan dingen voorbij gaan. Het moderne denken, met zijn blik op de toekomst en zijn rusteloze eindeloze versnelling, zorgt voor ‘plaatsloosheid’. Lemaire heeft echter veel behoefte aan plekken die de tijd in zich dragen en koesteren, en zulke plekken heeft hij laten zien in zijn miniaturen. Dankzij de middelen van de moderne techniek kan hij die plekken overal ter wereld gaan bezoeken, om daar dan vast te stellen dat ze het verdwijnen in zich hebben. Die vaststelling is symptomatisch voor het hele denken van Lemaire, een zorgvuldige evenwichtsoefening boven de paradoxen van de moderniteit.

Als lezer vraag je je, met een beetje angst, soms af of dit het laatste boek is van Ton Lemaire. Tegelijk is er een besef dat zijn teksten in zekere zin zelf een plek in het landschap geworden zijn. Een plek die geworteld is, niet zomaar kan verdwijnen in de algehele versnelling, en je ook telkens tot verwondering brengt. Met een zoete weerbarstigheid, en de zachte toets van de zoekende nuance. Laten we hopen dat er nog veel boeken mogen volgen.

Geen opmerkingen: