30 augustus 2015

Het wassende water

Daar sta je. Daar.

De zee is wonderlijk mooi. Ze draagt al haar geheimen. En de jouwe.

Daar sta je. Het water komt dichterbij, dat voel je.

Als je lang genoeg blijft staan, zal het tot bij jou komen. Zal het je aanraken.

Daar zou je uit de tijd kunnen vallen. Heel zachtjes. In dat moment van bijna aanraken.

Je had het al gezien, een dag eerder, toen je haar voor het eerst weer zag. Onrustig was je, omdat je bij haar wilde zijn. Je wou kijken. (Soms zou je alleen maar willen kijken, eindeloos.) En het was alsof je een glimlach zag.

Dat was een dag eerder.

In dat moment hoor je woorden, in je hoofd. Je hoort jezelf dingen zeggen aan iemand. Misschien gaan die woorden naar haar, in deze plooi van de tijd.

En je ziet de beelden. Hoe het zou zijn. Het schuift voor en achter hoe het was.

Daar te staan, je huid zou net zo doorwaadbaar zijn als die plek.

Hoe het is, geheeld te worden, je kunt het bijna zien.

En wat je zou neerleggen.

En je zou kijken naar je handen, je zou alleen maar moeten kijken naar je handen. Met je handen.

Misschien zou je dichter bij de verhalen zijn.

Ben je daar? Ben je daar altijd? Aan de buitenkant van de tijd. Waar je niet meer moet vluchten.

Je hebt genoeg gevlucht. Je fluistert de woorden, er is weinig wind, bijna geen. Niemand mag het horen. Alleen deze plek.

Het water komt dichterbij, dat voel je. Hoe dicht het al is, je wilt het niet weten.

Iets met verlangen. Van de zee mag het.

Misschien kun je je dromen aanraken, in dat moment, in die scheur.

Misschien is de scheur er altijd wel. Is het een kwestie van vertrouwen. Dat je niet zult vallen.

Het is het water, het is de plek. Waar daar en hier in elkaar verdwijnen.

Het zou een verlossing kunnen zijn.

En de geuren. De geuren van een glimlach.

Iemand zegt je: ik ga niet weg.

En daar, uit de tijd, worden die plekken weer zacht. Je wacht al zo lang.

Woorden fluisteren zich, tot bij jou.

En het water heeft je bereikt. Het spoelt zachtjes om je heen, en trekt zich even terug. Om daarna weer.

Alsof het je zou willen zeggen: ja.

En je laat het je aanraken. Heel even.

Tot het tijd is om weer te gaan.

Je kijkt nog even om.

Daar stond je. Wat je achterliet, in het zand, het zal verdwijnen.

Geen opmerkingen: