28 november 2015

De woordgrens

Hoe benader je de dingen, met woorden? Waar ze je loslaten.

Proberen uit te leggen waarom je niet wilt, eigenlijk, dat iemand die je dierbaar is iets doet dat zijn gezondheid zou kunnen schaden. Je probeert het. Je loopt vast, ergens. Van iemand die dicht bij je staat, die je graag ziet, die in je hart woont kun je het niet aan. Je kunt het niet zomaar loslaten, denk je. Je hebt enkele woorden, over niet van jezelf alleen zijn. Maar veel meer niet. Misschien is het genoeg. Je komt in de modder van de woordenloosheid.

Beseffen dat woorden horen bij mensen. Dat je woorden deelt, die woorden met die mensen, die woorden met die mensen. Je kiest bepaalde woorden, en die vinden hun plek in een  verhaal, in een bedding. En ze horen daar. Je kunt een woord dat bij die ene hoort niet zomaar opnieuw gebruiken voor of meenemen naar een andere. Nieuwe mensen komen in je leven, en je denkt: ik moet woorden verzamelen, kiezen, die alleen hier mogen zijn, en altijd zullen zijn, wat er ook gebeurt. Het maakt je een beetje bang. En tegelijk is het alsof er een deur opengaat. In de nieuwe woorden betast je een ander.

Hoe doe je dat, iets vragen over geduld hebben. Iets als: het zal misschien lijken alsof ik heel hard weg wil lopen, maar dat gaat over. Dat is wel een erg korte samenvatting. Van een plek waar er alleen onafgewerkte zinnen… En veel eerste woorden die daarna… En ook loslopende verdwaalde woorden die… Wat op zich nog merkwaardig is. Het idee dat een woord verdwaald is, suggereert nog dat het ergens naartoe aan het gaan was, dat het een bestemming dacht te hebben, dat er een richting was. Er zijn waarschijnlijk ook richtingloze weeswoorden, gedropt uit het niets.

Soms zie je in je hoofd rijen woorden. De woorden die je zou moeten zeggen. De woorden die je zou willen zeggen. De woorden die je uiteindelijk zegt. Soms drijven die lijnen van elkaar weg. Soms vallen ze bijna samen, toch voor een centimeter, om daarna weer van elkaar weg te buigen. En soms kun je er alleen naar kijken, willoos. Soms kun je ze aanraken. Al verandert ook dat niet echt iets, soms.

Soms zie je verhalen die wachten om verteld te worden. Als kamers in een lange gang. En je weet: je zult ze vertellen, ze horen erbij. En je ziet hoe de tijd is opgestapeld in de woorden van die verhalen. Ze hebben de tijd opgezogen. Ze kunnen nooit meer zonder de tijd zijn, al zou je dat soms wel willen. En de woorden, ze plaatsen jou in de tijd. Anders zou het je misschien niet opvallen.

Hoe hebben de woorden zich teruggetrokken in je huid? Ze waren altijd al daar, denk je. Misschien keren ze gewoon weer, om daarna weer te vertrekken. Misschien zijn ze daar gebleven. Misschien zijn ze nooit vertrokken, bleven ze verschanst, wachtend op een teken. Misschien hebben ze zich ingegraven. Misschien zijn ze vastgezogen. Misschien wachten ze alleen maar, een eeuwigheid, of minder.

Hoe doe je dat? Soms zouden de woorden voorop moeten lopen. Pas daarna zou je dan zelf komen. Ze zouden netjes het terrein kunnen verkennen, paden banen, het struikgewas verwijderen op die plekken. Ze zouden daardoor alles uitgelegd hebben. En je zou alleen moeten volgen. Vaak is het omgekeerd, denk je. De woorden bungelen ergens achteraan. Terwijl je je op de tast in het verborgene beweegt.

Iemand zou je kunnen vragen: vertel eens over hem, wie hij is, wat hij voor je is. En je zou zeggen: ik kan er uren over praten. Waarna je stem stokt na de eerste zin. Iemand zou je kunnen vragen: vertel eens over haar, wie zij voor je is. En je zou iets kunnen zien in je hoofd. Niet de woorden, niet het beeld van wie zij is. Wel de antwoorden op de vraag, maar dan in een staat van woordonmogelijkheid. En zo zou je lang kunnen doorgaan.

Soms ben je rusteloos, ergens diep in een nacht. Je lichaam lijkt hard. Je kunt ernaar kijken, zodra je adem terug een plaats vindt. Je ziet hoe iets zichzelf volgt, los van wie je bent, los van de woorden. Je kunt alleen kijken. De dingen nemen hun tijd, vullen zich met tijd. En je zou willen dat alles zacht werd, niet meer bezet. En je kunt alleen kijken, alleen wachten. Wat zouden de woorden kunnen doen? Ze zijn ergens anders. Terwijl je je zou kunnen voorstellen dat er woorden zouden kunnen zijn die. Die die zin kunnen afmaken.

2 opmerkingen:

Jan Matthieu zei

Daar zijn geen woorden voor, ja dat is... maar ik vind het prachtig hoor

Anoniem zei

Woorden zijn zo beperkt. Ze drukken altijd of toch meestal maar de helft uit van wat je echt wilt zeggen….