05 april 2016

The Wolf Border

De wolvengrens markeert waar de beschaving eindigt en de wildernis begint. Het is een grens die door mensen heen loopt. Hoe wild zijn we, zouden we willen zijn, kunnen we zijn? Hoe dierlijk is het geordende leven, hoe dierlijk bewegen we in ons lichaam? Hoe gecultiveerd of geordend is de veronderstelde wildernis? Die vragen stuwen, net onderhuids, de prachtige zinnelijke roman The Wolf Border van Sarah Hall voort (vertaald als De komst van de wolven). Het is alsof je die stroom ook in je eigen lichaam voelt terwijl je dit boek leest. Alsof je zomaar dichter kunt komen bij de wolf. Misschien ook wel de wolf in jezelf.

Rachel Caine verliet haar geboortestreek Cumbria, in het noorden van Engeland, dicht bij de Schotse grens, nabij het Lake District, om jarenlang in Idaho in een wolvenreservaat te gaan werken. Ze krijgt een vraag van een excentrieke graaf uit haar geboortestreek die opnieuw wolven wil introduceren in het gebied, nadat ze eeuwen geleden waren verdwenen. Ze bezoekt hem, met enige tegenzin, voelt zich niet op haar plaats in die aristocratische wereld, en gaat dan terug.

Rond die periode begint het moederland meer plaats op te eisen in haar leven. Haar moeder is ziek, nadert het einde van haar leven. Haar moeder was een ongebonden vrouw, met een heftig leven. Rachel schuurt nog steeds tegen haar aan, weet niet hoe dat moet, een goede dochter zijn, een goede band hebben. In Idaho houdt Rachel ook niet echt van banden. Mannen zijn er voor de seks, de liefde houdt ze op afstand.

Haar moeder sterft, ze gaat niet naar de begrafenis, mee door een verzuurde relatie met de vrouw van haar halfbroer. De dingen gaan verder, in die ruwe omgeving. Tot ze onverwacht zwanger blijkt. Zal ze het kind houden? Ze beslist om toch in te gaan op de vraag van de graaf, laat haar werk in Idaho achter, net als de nog onwetende vader van het kind in haar buik, en vertrekt. Ze gaat op het domein van de graaf wonen, in een soort privéreservaat in een reservaat, haar eigen huis. Het kind groeit, en wordt geboren. Ze herstelt voorzichtig het contact met haar broer. Ze groeit langzaam naar de lokale dierenarts. En ondertussen loopt het wolvenproject. De wolven, overgevlogen uit Roemenië, leven eerst in quarantaine en worden later losgelaten op het terrein van de graaf, volledig omgeven door een hoog hek. Er komen kleine wolfjes. Aan de andere kant van het hek is er protest en angst bij de bewoners, en tegelijk ook fascinatie, vooral zodra de kleintjes er zijn. De graaf is hoog in de politiek, zit in het House of Lords. Op de achtergrond speelt het referendum in Schotland. In het boek wint het ja-kamp.

Het landschap is een hoofdpersonage in het boek. Hoe het ademt, hoe het zindert, aan deze en de andere kant van het hek. Hoe het niet echt af te sluiten is, hoe de vrijheid lonkt. Hoe het vol is van verhalen.

En er zijn natuurlijk de wolven. In het begin van het boek zit je meteen midden in de fascinatie van Rachel voor die wolven. Je leert hen kennen als individuen, enorm intelligent, en gedreven door hun instinct, door de rol die ze te spelen hebben in die wilde wereld. Door als het ware te verdwijnen in de wereld van die wolven hoeft Rachel niet te zeer naar zichzelf te kijken.

Dat zal veranderen door het moederland. Haar familie schuift weer in haar leven, via haar stervende moeder, via haar broer, met wie ze de band weer wil herstellen. De zwangerschap wordt als een bijna dierlijke ervaring beschreven, er is geen grens. De geboorte van haar zoon verandert haar. Tot haar verbazing begint ze te wennen aan en te genieten van de cocon waarin ze leeft. Ze wordt zachter. De band met haar kind dringt zich op en overweldigt haar. Ze laat de dierenarts bijna onopvallend in haar leven komen, zonder dat benoemd wordt wat ze samen zijn. De liefde neemt een plek in, ongemerkt, via de achterdeur. De wildernis komt naar haar in dromen en momenten van grote emotie.

Rachel beweegt tussen twee werelden. Er is een ‘thuis’, waar ze met haar kind is. Er is het werk. De wolven zijn iets meer naar de achtergrond geschoven, ze zoeken hun plaats in de gecultiveerde wildernis van het terrein. Ondertussen komen familiegeheimen naar boven. Rachel verzoent zich met een deel van zichzelf, probeert anderen te verzoenen. Misschien heeft ze wel haar plek gevonden. Misschien is ze, ongemerkt, wel getemd.

Er komt nog een spannende finale aan het verhaal. Evenwichten worden overhoop gehaald, andere evenwichten worden hersteld. Rachel zal opnieuw moeten bepalen wat haar plek is, en waar, bij welke grens.

De taal die Sarah Hall gebruikt is een feest op zich. Rijk en soepel. Beweeglijk. Je kunt de landschappen ruiken, je voelt de vochtigheid. Ingehouden dan weer in de wereld van de culturele conventies en rituelen, met tegelijk een rusteloosheid onder de huid. Lichamelijk en vrouwelijk. Een taal die mee laat voelen hoe Claire niet zomaar over de grens naar een ander personage raakt.

The Wolf Border is een fascinerend mooi boek dat je als lezer op allerlei plekken tegelijk raakt, in verschillende lagen. Een deel van wat het boek met je doet is even ongrijpbaar als de wolven. Het leert je iets over grenzen en grenzeloosheid. Grenzen die je zelf maakt voor jezelf, en grenzen die je niet zomaar kunt overschrijden, getekend als je bent, door de dingen. Het doet dat in een wonderlijke woordenwereld die de wildernis in zichzelf laat voelen, zonder zich te verliezen. De woorden zijn nog wel aan deze kant, waarschijnlijk.

Geen opmerkingen: