10 augustus 2016

Lees je mee

‘Ben je aan het schrijven nu?’
‘Wil je dat weten?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Ja.’
‘Ik dacht het. Of ik hoopte het. Of ik wist het.’
‘Wil je dan dat ik schrijf?’
‘Officieel niet natuurlijk.’
‘Op die manier.’
‘Soms kan ik het voelen, hier, dat jij daar zit te schrijven.’
‘Is dat zo?’
‘Het kan ook zijn dat jij behoorlijk voorspelbaar en klokvast bent.’
‘Valt dat op dan?’
‘Wat denk je?’
‘En moet ik dan belangwekkende dingen schrijven?’
‘Dat doe je toch altijd, of niet soms?’
‘Als jij dat zegt.’
‘Als je nu zou opschrijven wat je allemaal al gedacht hebt vandaag. Dan zou ik het allemaal weten.’
‘Alles?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ja, wat dacht je.’
‘Ik had misschien wel een brief moeten schrijven.’
‘Ik ben daar nooit tegen geweest.’
‘Maar eigenlijk heb ik dat wel gedaan. Je moet gewoon een beetje goed kijken, dan kun je het zien.’
‘Ik dacht het al.’
‘Ook dat wist ik.’
‘Maar er zijn nog wel veel dingen die ik niet begrijp. Soms ben je wel een beetje onduidelijk. Wist je dat?’
‘Of misschien net heel duidelijk?’
‘Ik denk het niet.’
‘Ik zou ook kunnen schrijven dat je me moet bellen. Zou je dat dan doen?’
‘Dat kan ik niet van tevoren zeggen. Dat hangt af van het moment. Een of twee momenten verder denken. Meer kan ik niet aan eigenlijk.’
‘Weet je, je zegt dat altijd, maar ik geloof er niets van.’
‘Toch is het zo.’
‘En als ik nu zou schrijven dat ik een verrassing heb voor jou, zou je ze dan willen kennen?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Ik heb dus een verrassing.’
‘Jij bent echt onverbeterlijk.’
‘Nee, ik ben geweldig verbeterlijk. Ik ben een klein rampgebied eigenlijk.’
‘O jee, daar gaan we weer.’
‘Dus je wist dat ik aan het schrijven was. En als ik dat nu een hele tijd niet zou doen, zou je dat dan erg vinden?’
‘Daar kan ik niet op antwoorden natuurlijk, dat weet je.’
‘Volgens mij lees je soms mee terwijl ik aan het schrijven ben.’
‘Via een of andere geheime camera of zo?’
‘Ja.’
‘Dan is die wel niet meer geheim eigenlijk.’
‘Nee.’
‘En waarom doe je die dan niet weg?’
‘Ik doe of ik het niet weet dat die daar is.’
‘Raar, dat ben je.’
‘Dat wist je toch al langer?’
‘Ja.’
‘Via die camera kan ik natuurlijk ook gewoon roepen tegen jou.’
‘Nee, liever niet, schrijf maar, dat is beter.’
‘Je houdt dus van woorden.’
‘Wie weet.’
‘Zie je wel!’
‘Wat?’
‘Woorden.’
‘Wat bedoel je?’
‘Zoals ik altijd al zei: als je wilt vinden, zoek dan niet.’

Geen opmerkingen: