12 augustus 2016

Melinda

Ik zag haar voor het eerst bij het ziekenfonds. Ik zat daar te wachten in de zorgwinkel, voor een afspraak in het hoorcentrum. Vorig jaar liet ik gepersonaliseerde oordoppen maken, voor als ik naar een wat luider concert ga. De mevrouw van het hoorcentrum zei me toen dat ik na een jaar terug moest komen voor een lektest. Om te testen dus of er nog geluid binnen kan lekken (het duurde even eer ik het begreep). Ik vroeg of zo’n doppen dan zo snel verslijten. Ze zei me dat het mijn oren zijn die kunnen veranderen. Ik had dus netjes een afspraak gemaakt voor een lektest. Ik keek nog even rond in de zorgwinkel. Terwijl je daar zit besef je ineens met hoeveel onderdelen van je lichaam er iets mis kan gaan, en welke hulpmiddelen men daarna in kan zetten. Niet altijd opbeurend. In mijn hoofd probeerde een stem me ervan te overtuigen dat die hulpmiddelen voor echt oude mensen zijn. Waarop een andere stem in mijn hoofd zei dat ik me op dit eigenste moment toch eigenlijk in de zorgwinkel bevond voor een hulpmiddel. Waarop die eerste stem tegenwierp dat mijn oordoppen, in stijlvol groen, echt wel cool en hip zijn, zeker door dat touwtje met bevestigingsclip.

Een boeiende interne dialoog dus, in de zorgwinkel. Tot er een mevrouw naast me kwam zitten. Ze knikte vriendelijk naar me. Meteen viel iets me op, al wist ik nog niet wat. Even later besefte ik dat het haar geur was. Die geur ging recht naar een of ander plekje in mijn hoofd, deed me aan iemand denken. (Toen ik me nog later – terwijl ik al boven bij de hoorcentrummevrouw zat – herinnerde wie het was, moest ik glimlachen. De hoorcentrummevrouw glimlachte terug. Ik wou het nog uitleggen, maar deed het maar niet.) Voorzichtig keek ik nog eens naar haar, en om een of andere reden dacht ik: zij heeft waarschijnlijk een naam die me aan een boek zal doen denken. Toen ik later hoorde dat ze Melinda heette moest ik weer glimlachen.

‘Vindt u ook niet dat we meer tijd zouden moeten maken voor poëzie in ons leven?’ Dat vroeg ze. Ik keek nog even rondom me, en kon niet anders dan ja zeggen. Ze glimlachte, met droeve ogen. Die ogen waren me ook meteen opgevallen. Er zit een leven achter die ogen, dacht ik.

Ik wou haar net nog iets vragen, maar de hoorcentrummevrouw kwam me halen. In de lift ratelde ze de hele tijd door. In het kamertje waar de lektest zou worden uitgevoerd was ze nog steeds even zenuwachtig opgewekt. De test wordt uitgevoerd door een darmpje in het gaatje van de oordop te steken waar normaal de filter in zit. Via een apparaat wordt dan gecheckt of er een lek is. Aan mijn rechteroor bleek er een lek te zijn. De mevrouw begon op allerlei manieren op die oordop te duwen, in mijn oor, en was nog de hele tijd allerlei dingen aan het vertellen waar ik nauwelijks iets van verstond. Conclusie van het verhaal was dat er een nieuwe rechteroordop zal gemaakt worden. Even later zat ik met een soort kleiachtige substantie in mijn oor. Wachtend tot die hard genoeg zou zijn. De mevrouw had me trouwens nog gezegd dat ik een van de weinigen was die ook effectief terugkomt voor een lektest. Ik vroeg me af of het woord lektest op een slimme manier te gebruiken zou zijn in een gedicht.

Weer buiten was ik mijn fiets aan het losmaken toen Melinda ineens naast me stond. Ze had op me gewacht. Ik durfde haar niet vragen voor welk hulpmiddel zij naar de winkel was gekomen. Misschien had zij bij de keuze van het ding in kwestie wel rekening gehouden met de poëtische toepasbaarheid.

We hebben daar nog een hele tijd staan praten. Het is een beetje een rare plek daar, maar dat gaf niet. Het gesprek was onze plek. We merkten zelfs de vele pokemonjagers niet op. (Die zullen later allerlei hulpstukken nodig hebben voor hun pokemonnekpijn, dacht ik nog even.)

Ze vertelde me dat haar vriend niet zo poëtisch was. Niet meer, eigenlijk. Vroeger was het anders. Dan las hij wel eens mee in de bundels die Melinda had gekocht, en zei hij soms iets over een gedicht dat hij mooi vond. Dat deed hij niet meer. Melinda had lang gehoopt dat hij – hij heette Leo, trouwens – ooit eens een gedicht voor haar zou schrijven. Maar dat was nooit gebeurd. Een man die een gedicht voor je maakt, dat is het echte werk. En als hij dan ook nog af en toe een frangipanetaart bakt… Ik vertelde aan Melinda hoe ik net de vorige dag nog aan een mevrouw met knalrood haar in een bakkerswinkel had uitgelegd wat het belang is van frangipane voor het relationeel verkeer. Daarop zei de mevrouw met het rode haar dat ze toch eens ging proberen om frangipanetaart lekkerder te vinden.

Ik vroeg haar of ze wist dat haar naam in een boektitel staat van een boek in mijn boekenkast. Ze zei me dat dat een troostende gedachte was. Ik wou haar iets vragen over de oorzaak van de troostnood, maar deed het maar niet. Misschien willen we allemaal wel getroost worden, of willen we geloven dat er ergens troost te vinden zou kunnen zijn, voor het leven, en zo.

Of ik af en toe wel eens verdrietig was. Dat vroeg ze me. Dat was geen moeilijke vraag. Ja dus. Melinda zei dat ze die vraag nooit aan Leo zou durven stellen. Ze hield nochtans van die vraag, omdat die zo eenvoudig was. In de vraag was verdriet zo gewoon. En ook die af en toe maakte het gewoon. En zo moest het zijn, gewoon. Ze zou zelf graag die vraag krijgen. Graag af en toe. Of zelfs al één keer.

Of ik af en toe wel eens gelukkig was. Dat vroeg ze me. Andermaal niet moeilijk. Ja dus, weer. Ze glimlachte, met die mooie droeve ogen, met een heel leven. De geur werd sterker. (Ook dat had ik al eens eerder meegemaakt.) Ik nam me voor om bij thuiskomst in de boekenkast dat boek te gaan opzoeken.

Of ik altijd zo rustig was. Dat vroeg ze me. Niet altijd, zei ik. Maar soms wel.

Of ik ook vond dat plekken een herinnering hebben. Dat vroeg ze me. Niet moeilijk. Ja dus.

Of ze even naar mijn handen mocht kijken. Dat mocht. Ik had de hare al bekeken. Toen we in de winkel zaten te wachten.

Het was tijd om te vertrekken. Ik moest nog naar huis, om iets op te halen, en daarna moest ik een trein halen.

Dat we elkaar misschien nog wel eens zouden tegenkomen. Dat zei ze nog. En ik knikte. Traag. En dacht aan een gedicht.

Geen opmerkingen: