12 januari 2017

De nachten, en

De meeste nachten slaap je gewoon.

De andere.

Soms ga je slapen in een kramp, uiteindelijk toch. Je merkt het zodra je ligt. De nacht is een onderbreking. Ergens midden in de nacht word je wakker. In een soort ruis, of mist. Alsof er allerlei dingen om je heen zweven, onrustig. De kamer is kleiner. De slaap zet je op een pechstrook, meer niet, zo merk je in de ochtend.

Soms ben je aan het praten, gaat er een gesprek door je hoofd, eindeloos. Het lijkt al uren bezig. Je hoort in je hoofd argumenten en tegenwerpingen. Je maakt je kwaad, je probeert gecontroleerd iets op te bouwen, alles voor te bereiden. Het gebeurt los van jou, zo lijkt het. Het duurt lang eer je in de nacht schuift. De nacht als de illusie van een pauzetoets. Misschien gaat iets in je lichaam gewoon door de hele tijd. Misschien zijn daarom je dromen anders. Zodra je wakker wordt, gaat het gesprek gewoon verder. Je moet wachten tot het overgaat.

Soms is de nacht een nawee. Je lichaam was opgeladen, omdat je hoofd het was. Je was geconcentreerd. In dat hoofd flitsten duizenden dingen heen en weer, en je zag alles, miste geen enkel stipje. En nadien moet het lichaam terugkeren. Je kunt het niet versnellen. De tijd die nodig is.

Soms doet alles pijn, zo lijkt het. Soms is pijn een kramp. Soms is het een genade. Als een wegvloeien. Soms ben je dankbaar.

Soms wil je de nacht nog niet. Wil je gewoon nog even aan deze kant blijven, alleen maar wachten op je lichaam. Het zou goed zijn. Gewoon wachten.

Soms is de nacht rusteloos, zo lijkt het. Het maakt de kamer kleiner. Soms is de nacht leeg, niemand, aan zichzelf afwezig.

Soms is de nacht ontvankelijk, behaaglijk. Soms is de nacht rustig en geheel zichzelf, aanwezig.

Soms zijn de demonen daar, ergens.

Soms ga je met verdriet de nacht in. Soms is dat als een hemd dat je uit kunt doen zodra je je neerlegt. Soms is het als een rustige metgezel, die zich naast je legt, en misschien gewoon verdwijnt in de nacht. Soms blijft verdriet in je huid.

Soms, in de nacht na de krampnacht, is alles anders. Iets is voorbij, en je lichaam weet het. Het is alsof er een gloed rondom je heen hangt, een zachte gloed. Midden in de nacht word je wakker, en het is goed. Er is geen mist, alleen helderheid. Je kunt rondwandelen, en de kamers lijken groter, zuiver. Je bent helemaal veilig in jezelf. Je bent waar je wilt zijn. Het lijkt op die nacht na de operatie. Eerst werd je wakker in die grote kamer met al het lawaai, al de apparaten, al die mensen. Je lag daar, en ineens stonden de vriendinnen daar, je maakte een grap. En het mooie moment toen men je naar je eigen kamer bracht. En die nacht, misschien sliep je nauwelijks, leek alles perfect. Die zachte gloed rondom jou. Alles was veilig. Er was licht, een beetje. Er kon niets gebeuren.

Soms kijk je even in de nacht, gewoon. Je kijkt naar het licht dat van buiten naar binnen komt. Zomaar. Alsof het zegt: doe maar, ik ben er.

Soms kijk je naar jezelf, naar je lichaam, hoe het daar ligt. Je ziet alle plekken van dat landschap. Voorzichtig. En het is goed.

Soms denk je aan de zee.

Soms kijk je naar de dingen in je hoofd. Je observeert alleen, en gaat weer terug naar je adem.

Soms voel je hoe je zachtjes in de nacht zakt. Ooit was je bang van dat moment. Ooit was dat voorbij.

Soms kun je een plek maken in je hoofd die over kan hellen in een droom. Je ziet de dingen waarvan je zou willen dromen. En nadien weet je niet meer waar het begon.

Soms wil je iets voelen naast je, en is er niets. Je denkt aan die momenten toen het anders was, en je zag hoe je hand opschoof.

Soms denk je aan haar.

Soms merk je dat je niet meer wacht.

Soms weet je dat het beter is even op te staan, om traag die beweging met je armen te maken. Soms met je ogen dicht, soms niet.

Soms weet je dat het goed is even op de rand van het bed te gaan zitten, om wat te lezen. Je voelt hoe je lichaam afkoelt, voorzichtig. En nadien kantel je in een ontvankelijke warmte, die snel komt.

Soms denk je aan niets, ben je gewoon nacht.

Soms weet je heel even niet meer waar je bent.

Soms lig je in een rustige nacht, te luisteren naar de geluiden buiten. Zoals je als kind alleen kunt zitten spelen, wetend dat er ergens nog mensen in het huis zijn.

Soms lig je in verlangen.

Soms lig je in vrede.

Soms weet je hoe het is ontheemd te zijn.

Soms lig je in niemandsland.

Soms lig je alleen maar in jezelf, en is alles goed.

Geen opmerkingen: