29 januari 2017

Droomranden

Je lichaam in een haak, soms. Je vraagt je af hoe lang je zou moeten wachten, wat je zou moeten doen. Soms weet je het, soms zie je het, waar het is, of hoe het zou zijn.

Veel ingewikkelde dromen. En ineens staat je vader daar ook.

Je kaken, daar is het nu.

Eigenlijk de hele tijd denken dat je iets zult horen. Het zal de kosmos zijn. Die hoort het wel.

En ook dat zal wel weer overgaan, zoals een trage golf.

Je hoort je stem, in de vergadering. Het is raar, hoe je in je hoofd woorden ziet. De anderen zeggen hun zinnen, en je ziet ze in je hoofd. Alsof ze zich ergens opstellen in de ruimte. En daarna zie je jouw woorden, zie je waar ze gaan staan.

Even geaarzeld, die nacht.

Net voor je moet vertrekken, naar die receptie. Voelen hoe graag je gewoon thuis zou blijven, hier, deze plek, niets. Hoe je je zou laten inpakken, of zo.

Eerder die dag. Door de stad lopen, op zoek naar een boekenwinkel waar de poster nog is. Met het gedicht. Uiteindelijk lukt het. Je voelt je een beetje verlegen tegenover de mooie mevrouw, wanneer ze zegt dat het de allerlaatste is. Het geeft niet, zegt ze. Je maakt me gelukkig, wil je zeggen. Je maakt mijn dag, zeg je.

Verlangen naar trage gesprekken. En meer.

Het lange lijstje, dingen te doen. Bijna alles gedaan.

Mooie gesprekken, met de vrienden. Soms heb je alleen maar zin om te kijken. Haarscheurtjes in levens. Soms zie je ze.

Het opruimen van de kamer, als de mensen weer weg zijn. Rustig, stap voor stap, de dingen weer op een plaats zetten. Leegte teruggeven aan de kamer.

Soms zie je beelden, van hoe het was rond deze tijd, vorig jaar. De dingen komen terug.

Beseffen dat iets weer dichterbij komt. Iets met ouder worden.

Je ogen in de spiegel, hoe ze veranderen.

(Het is ook stilaan weer tijd voor korter haar, je weet het.)

Die twee actrices in die film. De moeder. Zo verbluffend, wat ze doet. En de dochter. Hoe er iets straalt rondom haar.

Je denkt aan handen. Je weet niet of dat mag.

Verhalen die je zou vertellen, daar denk je ook aan, stel je vast. Ze zijn wel te schrijven.

Wat je vertelde, over de muziek, en het helen. Je schrok van je woorden. Dat je ze zomaar kon zeggen. Nadien vroeg je je af, of je dat verhaal zou vertellen. Waarschijnlijk wel.

Sommige dagen denk je meer aan de maan dan andere.

Een ochtend. Nog even blijven liggen. Je ligt anders in je lichaam dan de vorige dag. En dat is goed nieuws.

De dingen die je nog moet doen. Je zou ook graag tijd verliezen.

Een gesprek op afstand. Iets over de liefde. Het blijft nog even hangen in je hoofd. Je ziet het verhaal later in je ogen in de spiegel.

Een beetje poetsen. Het huis komt weer naar je toe.

Normaal zou er alleen het napoetsmoment zijn. Je zou je uit handen kunnen geven. Maar je moet nog weg straks. Het maakt je onrustig. Je wou ook nog iemand gaan bezoeken, dat zou anders geweest zijn.

Mooie verhalen in de krant. Je leest een interview, en je denkt: ja.

Hoe je toch nog steeds denkt soms, dat.

De dingen weer opruimen. Traag genoeg voor het einde van de week. Het hoort bij het ritueel.

Een lang gesprek. Het is moeilijk, en het doet je goed. Alsof je iets terugwint.

Je ziet jezelf in dat verhaal. Je bent er niet altijd trots op. En tegelijk zie je iets als een lijn. Die stelt je toch een beetje gerust.

Je zou iets kunnen verdragen nu, denk je daarna.

Dat goede voornemen, soms denk je dat het af en toe al een beetje lukt.

Welke beelden zouden nu het best in je huid passen?

De woorden heel voorzichtig aanraken. Ze zijn brozer, op een zondagavond. En dat is goed. Zo hoort het.

Geen opmerkingen: