24 november 2017

Stranden

(Je zou willen stranden. Ongemerkt verdwijnen in het zand van een tijd. Jezelf uiteenleggen, in kleine stukjes.)

Die nacht, na de discussies in die zaal. Soms ben je in de war. Het is moeilijk om dingen over slim en moeilijk te horen, steeds weer. Je twijfelt. (Misschien gaan sommige dingen nooit over.) (Maar iemand zei ook iets over een idool.)

Die ochtend. Het is nog vroeg. Je bent nog een beetje gekreukt.

Later. Je staat aan de microfoon. Je denkt aan iemand. Je zou willen dat hij je zou kunnen zien nu.

De kleine gesprekjes tussendoor. Ze doen je glimlachen.

(Later zul je jezelf zien op de foto. Grijs.)

De trein terug. Een traag gesprek, voorzichtig. Je stem verandert. Het is goed.

De nacht hapert iets minder.

Weer op weg. De mensen in de trein maken te veel lawaai, denk je.

Het is fijn om op die plek te zijn. Je verdwaalt een beetje, tijdens de tentoonstelling over angst. Alleen weet je niet zo goed waarin.

Het is goed te vertellen, het doet je goed te luisteren. Het gaat weer te snel. Je bent een klein beetje verlegen. Dat ene verhaal telkens opnieuw vertellen maakt iets moe in jezelf.

Je rug heeft koud, in de trein die avond. Pas diep in de nacht heeft de warmte je overgenomen.

Een nieuwe week. Je sleutelt nog wat aan foto’s en teksten, zet de dingen in de juiste volgorde voor het verhaal dat je wilt vertellen die avond. Het voelt goed, wanneer alles in elkaar begint te passen. Het verhaal neemt je over.

In de trein, naar die verre stad. En weer is er een vertraging. (Je begrijpt die uitleg nog steeds niet dat er een vertraging is “door het drukke treinverkeer”. Alsof er ineens, vanop een of andere zijweg, onverwacht een trein tussen de andere is gesprongen. Of zoiets…)

Je staat op het podium te praten. Het verhaal heeft je overgenomen. De dingen kloppen. Je hoort je stem. Je vertelt iets over machteloosheid.

Daarna is het goed daar nog op het perron te zitten wachten op die trein die je zeker niet mag missen. Diep in de nacht kom je thuis. Het is koud. Snel zet je die grote plant binnen, het is tijd. (In je hoofd is de grote vakantie net voorbij, die plant lijkt te zeggen dat de winter eraan komt…)

Een volgende dag. In het kleine zaaltje luister je tussen zoveel mensen. Je brengt nog snel een koffietje naar een dierbare vriendin die net achter je zit. Het is aan jou om straks te beschouwen. In je schriftje schrijf je de puntjes op. Zou het wel ergens op slaan? Terwijl je later vooraan staat, om je zeven puntjes toe te lichten, lijkt het alsof je zegt wat je had willen zeggen.

Iets ontroert je die avond.

En weer een volgende dag. (Het is alsof er geen niemandsland is tussen de dagen van de week, alsof ze zomaar aan elkaar plakken.)

Je zit in de conferentie. Boven in het auditorium. Je kijkt naar de mensen. Je kijkt naar het hout tegen de wanden. Koffie zou een goed idee zijn.

Later beweeg je tussen de mensen. Alsof je weet hoe dat moet. En je hoort jezelf dingen zeggen. (Het is alsof je in je hoofd een soort puzzel ziet, en je de stukjes er netjes in kunt passen.)

Die avond, een traag gesprek. Over kwetsbaarheid. Je ziet ineens de jaren, in jezelf, in je handen.

Een volgende dag, weeral. Het duurt even eer je echt kunt beginnen. Weer schuif je met plaatjes en woorden, om zo de stroom in je verhaal te krijgen. Het is altijd een beetje moeilijk beginnen. Wachten op hoe de dingen het overnemen, hoe het verhaal zichzelf vindt. Het wordt goed, denk je.

Iets over de definitie van regen.

En weer een volgende ochtend. Vroeg nog. (Je zoekt nog even iets op over Black Friday. Stel je voor dat iemand je er straks iets over zou vragen.)

Je fietst de berg op. Je bent natuurlijk veel te vroeg, hoe kan het anders.

Het is een fijn weerzien. Je bent nog een klein beetje verlegen, je praat jezelf op gang.

Je kijkt naar de jonge mensen die naar je luisteren. Eerst de ene groep, daarna de andere. (Ze zouden je kinderen kunnen zijn, denk je, even.) Je ziet hoe ze kijken naar het verhaal dat zich vertelt, door jou heen. (Als je denkt dat ze naar het verhaal kijken, en niet naar jou, lukt het altijd…) Hoe ze kijken, het ontroert je. Je voelt je vereerd.

Het meisje dat nadien nog zoveel vragen heeft. Je maakt je een beetje zorgen. Je zou willen dat je langer met haar zou kunnen praten. Om haar gerust te stellen, of zoiets.

Het is goed daarna de verhalen te horen. Ze bewegen gemakkelijk, en dat is goed. (Even vraag je je tussendoor af hoe oud je bent, al weet je niet waarom.)

Hoe moe je bent, na dat alles. Iets laat je los.

Het is goed.

Geen opmerkingen: