13 oktober 2018

Even niet

Even niet over dat ene ding. Even alleen maar alleen zijn.

Soms ben je wankel. Misschien wel gewoon een watje. Iemand die je iets zegt, net dat ene, en je wankelt even. Het is goed.

Of iets anders.

Op weg naar een concert. Alleen. Allerlei beelden komen terug. Wat een vroegere versie van jou zou doen. Dingen met bang zijn. Je kijkt ernaar. Hoe dingen in je lichaam blijven natrillen. Wat het zich herinnert. En hoe je nu gewoon kunt kijken. En weten dat de dingen gewoon zullen gaan zoals ze gaan. Of zoiets.

Tijdens het concert. Je ziet iets van hoe het was, die eerste keer toen je hen zag. Je ziet nog beelden in je hoofd. Bij sommige liedjes zie je nog waar je was toen je ze hoorde.

Jezelf naar buiten laten schuiven in een traag wurmende massa. Ooit zou je dit akeliger gevonden hebben. Je bent nog ruim op tijd voor de trein.

Misschien zijn er lagen in je huid, waar herinneringen langzaam landschap worden.

Dat ene liedje blijft je de volgende dagen bij.

Hoe het was toen, zo lang geleden ondertussen. Jij was er en zij was er. Samen een beetje dapper. Samen een beetje in de war. Onvermogen en liefde, en omgekeerd. En alles wat je nog niet weet.

Misschien moet je traag kijken naar je huid.

Zij weet wat je wilt zeggen.

De dagen vliegen voorbij, je merkt het amper. Je ziet de lege plekken die je zou willen zijn.

Bij een ander concert, enkele dagen na dat ene. Je kijkt naar de muzikanten. Je ziet de tijd. Iemand zou je kunnen doen wankelen. In goede zin. Al weet je niet juist wat dat zou willen zeggen.

(Dat ene ding dat is verdwenen uit je huis. Waarom komt het steeds terug in je hoofd? Waarom lijkt het soms alsof je niet veilig bent, in je huid, alsof dat ding daar iets mee te maken zou hebben?)

Je loopt door de avond naar huis. Er zijn verhalen die je zou willen vertellen, er zijn verhalen die op je wachten. In die stilte.

Soms denk je aan iemand die zegt dat alles goed komt. Het is al goed, maar ze zou het mogen zeggen.
Iets in die avond, terwijl je daar loopt. Het is stil in de straat. Je weet de weg. De deur zal zich laten openen door je sleutel. Een van die lagen waarschijnlijk.

Misschien dool je altijd een beetje.

Je komt thuis. Het is waar je wilt zijn.

(Misschien is het waar, over die dingen weer laten stromen.)

Een avond. Je moet nog een stukje schrijven. Het zal komen na het weekend. Het is alsof je even in de woorden kunt liggen. (Je zou trager willen kunnen schrijven. Het is niet anders.) Je slalomt tussen beelden. De woorden nemen je mee.

(Je bleef iets te lang schrijven. Die nacht is je lichaam hard, voor een tijd. Je wacht.)

Een andere dag.

Je zit te schrijven, daar op dat plekje.

Je aarzelt, maar het is beter zo. Het gaat over Julia. Het gaat ook over anderen.

Die avond. Een plek waar je liever niet zou willen zijn. Je huid zegt het je.

Een dierbare vriendin komt je vragen hoe het met je gaat. Even wankel je, dankbaar.

Een andere dag.

In de winkel. Een stapeltje boeken. Voor verjaardagen die al even achter je liggen. Je legt uit aan de mevrouw dat je dat eigenlijk niet kunt verdragen, dat je cadeau te laat bij de jarige komt. Je hebt het uitgelegd, en zij vinden het niet zo erg. Maar jij wel. De boekenmevrouw stelt je helemaal gerust. Misschien heeft ze wel gelijk.

De dag schuift verder.

Een berichtje van je beste vriend. Je wankelt even, en het is goed. Je zou gewoon bij hem willen zijn en traag kijken naar het licht.

Hij weet iets.

Iemand komt je bedanken. Ze neemt je vast.

Je vertrekt.

Zij van toen is ook nog altijd nu. Dat doolt niet. Ze zegt je dat ze fier is op jou.

Je smelt.

Even alleen maar alleen. Met de woorden. En het landschap.

Geen opmerkingen: