07 oktober 2018

Zwerfwegen

Op weg naar een debat. (Het uitladen van die vrachtwagen zit nog een beetje in je lijf.) De trein zal wel genoeg zijn om je nog voor te bereiden. Op een of andere manier doet het goed, even onderweg zijn, hoe moe je ook bent. Je leest het boek nog even diagonaal door.

Je bent altijd een klein beetje zenuwachtig voor zo’n debat. (De anderen zullen wel veel slimmer zijn. Of minstens grappiger.) Je denkt dat de mensen in het publiek straks jouw verhaal zullen zien, niet jou. Dat helpt altijd.

Terwijl je er zit, is het eigenlijk best wel leuk om te doen. (Misschien kun je het wel een klein beetje.) Het gesprek in de trein terug maakt het aangenaam zwerven. In de nacht loop je rustig weer naar huis.

Een andere dag. Mensen komen pakjes papier halen. Je holt heen en weer, probeert het bezette huis weer een beetje aan kant te krijgen.

Je voelt je ver weg van mensen bij wie je dichterbij zou willen kunnen zijn. Een beetje machteloos.
Een volgende dag. ’s Avonds fiets je naar het huis van een dierbare vriendin. Veel mensen voor het gesprek. Je hoort je stem.

(Het is van dag tot dag.)

Gewoon de klussen op het werk, en het ritme dat daarbij hoort.

Normaal zou je tijd hebben om netjes, zoals je dat altijd doet, de verjaardagscadeaus op tijd op bestemming te hebben. Het wringt dat het niet lukt. Ze begrijpen het hopelijk wel.

Een andere dag.

Tussendoor denk je nog aan het mooie gesprek, vorig weekend. Zonder dat je het door had, waren bijna alle andere mensen van het feest al vertrokken. Iets over herinneringen, en hoe ze zich in een lichaam schrijven. Je begrijpt iets nog beter. Je ziet iets. En ook daardoor maakt het je bang. Waarschijnlijk.

Sommigen zijn zenuwachtig.

Die avond. Je loopt een beetje bedeesd door de kamers van de tentoonstelling. Onverwacht een lang gesprek. Wat daar was, daarbuiten, komt ook even binnen, hier. Je praat nog even met de vrouw die de schilderijen maakte. Ze zijn mooi. Je bent een beetje verlegen.

De volgende dag. Eerst de boodschappen. Je zou net even wat langer willen blijven hangen. Tijd verliezen.

(Het zou fijn als je gewoon zou kunnen verdwalen, ergens tussen boeken of zo. Je stelt het nog even uit.)

Je schrijft het volgende deel van een tekstje. Vijf van de zes zijn klaar. Op een of andere manier geeft het je rust, op die plek zijn.

Een vriendin komt langs. Pakjes papier ophalen. Ze vraagt je heel rustig en doordringend hoe het met je gaat. Even wankel je, even zijn de tranen dichtbij. Je voelt je gedragen.

De vergadering is interessant en nuttig. Naar het einde voel je hoe moe je bent. Telkens opnieuw nieuwe dingen waar je ook nog aan zou moeten denken, waarop je je ook nog zou moeten voorbereiden. Het is allemaal goed, en terecht. Het is alleen ook een beetje genoeg.

Een laatste keer overloop je een volgende week.

Je vertrekt naar een debat, weer in diezelfde andere stad. Je zou er op tijd willen zijn, maar de trein maakt nog een hele omweg. In de trein begin je voor te bereiden wat je straks zult gaan zeggen. De vliegtuigen komen langzaam terug in je hoofd.

(Je buik zou liever ergens anders zijn, denk je.)

Je loopt door de stad, net op tijd kom je aan. In de zaal maak je kennis met een man die je al langer wou ontmoeten.

Je staat voor de zaal. (Zie je er met die bril niet nog ouder uit eigenlijk?) Je hoopt dat de mensen daar je verhaal zien, en niet jou, of zoiets. Terwijl je daar staat, denk je dat het eigenlijk wel een beetje leuk is. Je vraagt je af of ze het wel interessant zullen vinden, of je niet te oud zult klinken. (En tegelijk is het alsof je al een tijdje geleden beslist hebt dat je gewoon zult zijn zoals je denkt, en dat maakt het gemakkelijker.) Je voelt je vereerd dat je er mag zijn, bij die jonge mensen.

Je moet vroeger vertrekken, om nog een trein te halen. (Een mevrouw in een stewardessenpakje roept je na dat je heel interessant was.)

De buik en de trein.

Een nacht in etappes.

Het is mooi om een beetje te zwerven.

Geen opmerkingen: