20 januari 2019

Woordranden

Iets willen vragen aan een vriendin. Aarzelgrens. Je zit naast haar. Je ziet waar de woorden zullen komen. Als. Kleine lege plek net voor het stotteren.

Aan een vers boek beginnen. Je hebt niet veel tijd, maar je wou echt nog even beginnen. Je leest. Je ziet de woorden. Hoe ze een plek worden. Niet willoos.

De oefeningen. En wat ze zouden doen bewegen. Je benen trillen, later je buik. Zo was het voorzien. Misschien zijn er niet afgemaakte zinnen in de sedimenten van je huid. Uitgespaarde woorden, als fossielen.

De drie mooie acteurs in de film. Hoe ze om elkaar heen cirkelen, in onvermogen, in verlangen, in falen. De woorden veranderen het gewicht van de lucht in de kamer.

Zinnen in de krant. Sommige blijven daar, niet veel verder dan het papier. Andere laten zich betasten. Hun zwart heeft een andere kleur.

Een verhaal over kleurpotloden. Sommige kleuren wachten op een toestemming. Ze hebben tijd, ook al weet je dat niet.

Soms zijn er woorden in je dromen. Ze nemen hun plaats.

Namiddagverdriet. Soms zijn er zinnen in je hoofd. Bevrijd of ontsnapt. Soms vragen ze om onleesbaar te blijven.

Iemand vraagt iets over de liefde. Je hebt geen zin voorbereid. Je hoort je woorden.

Peren zien er anders uit dan woorden. Toch lijken ze meer op woorden dan appels.

Het woord afstand. Hoe vaak hebben mensen dat woord naast je neergelegd. Je keek ernaar, in toestand van lichte bevriezing.  Het woord zelf veranderde niet.

Je fietst naast een vriendin. Het is koud. Je stelt je vraag iets trager. Woorden zien verandert iets aan de temperatuur.

Waarom je nooit een boek zou kunnen schrijven. Iets met de moed om de woorden te volgen.

Hoe zit dat met je nek en de woorden? Het geheugen van de woorden, ingeschreven in je huid. Iets weet je nog niet.

Het lawaai van de pauze. Je probeert te bellen. De stem van je zus ontglipt je, alsof ze iemand anders is. Waardoor je de woorden anders voor je ziet. Je wringt jezelf naar buiten. De woorden vallen weer met zichzelf samen.

Je probeert zinnen te maken. Je ziet de woorden verschijnen. Misschien maken ze de weg voor je vrij. Waar je je op onbekend terrein kunt wagen.

Je leest het interview met een van je muzikale helden. Wat hij zegt over waar de woorden vandaan komen.

Je herinnert je het ritme van de woorden, terwijl je een brief aan het schrijven was. Daar op de tafel, met die pen.

Iemand vertelt je iets, over de woorden in het interview in de krant. Hij heeft iets gezien in die woorden. Het was er altijd al, zegt hij. Die woorden had je van hem niet verwacht.

De pijn in je schouders lijkt zich naar buiten te duwen. Ergens aan je voetzool gebeurt iets.

Hoe je ineens merkte hoe je armen en je handen warm werden. En hoe die woorden zich niet hadden laten opmerken.

In een nacht denk je aan je hand, en waar je die legde. Het centrum van de wereld.

Je ziet iemand die je dierbaar is. Je stapt naar haar toe, om te zeggen dat ze binnenkort misschien een cadeau zal krijgen van jou. Wat wel een rare boodschap is, besef je onmiddellijk daarna. Maar als je straks dood zou vallen zou er toch al een spoor gemaakt zijn door de aankondiging.

Hoe ver moet je gaan staan om alleen een vlek te zien? Weten dat de vlek een woordvlek is verandert de verwachting. En het verlangen. Ergens is er een rand, waar de woorden in en uit het aanraken vallen. Als je daar gaat staan, en je beweegt naar voor en naar achter, laat alles van de dingen zich weten. Als je wilt.

Geen opmerkingen: