17 oktober 2019

Gewoon hier te zijn

‘Het lijkt al zo lang geleden dat ik je nog zag. Dat is niet goed voor mijn gezondheid.’
‘Is dat zo?’
‘Ja, dat is zo. Ik moet nu even gewoon naar je kijken, sorry daarvoor.’
‘Het is niet erg, misschien kan ik het wel verdragen. Een beetje.’
‘Ik had nog vorige nacht van jou gedroomd, en nu kom je hier zomaar binnen. Dat is toch geweldig.’
‘Misschien had ik die droom wel gevoeld.’
‘Het is wel raar, die voorspellende dromen. Ik heb het vroeger ooit drie keer gehad dat ik ’s nachts droomde dat er iemand zwanger was en dat ik die dan de dag daarna tegenkwam en dat ze me kwam vertellen dat ze zwanger was.’
‘Is dat dan vrouwelijke intuïtie?’
‘Dat weet ik niet. Ik herinner me ook nog die ene keer dat er een collega binnenkwam en dat ik aan haar zag dat ze zwanger was. Het was nog maar kort, en ze had het nog aan niemand verteld op het werk. Ze kwam naar me toe en zei dat ik had gezien dat zij zwanger was. Wat dus ook zo was.’
‘Misschien had jij zwanger moeten worden dan.’
‘O jee, dat zou wat geweest zijn. Dat had je niet mee willen maken.’
‘Toch wel eigenlijk. Ik herinner me nog goed hoe jij naar me keek toen ik zwanger was. Zo werd ik graag bekeken.’
‘Ik ben niet zo bestand tegen zwangere buiken.’
‘Er zijn nog wel meer dingen waar jij niet tegen bestand bent, maar daar zullen we het nu maar even niet over hebben.’
‘Gaat het goed met jou? In dit oog hier zie je er een beetje verdrietig uit.’
‘Misschien moet je naar het andere kijken dan.’
‘Nee, zeg eens. Gaat het goed met jou?’
‘Meestal wel. Vandaag iets minder. De getijden kun je voorspellen, maar het verdriet niet altijd. En ook dat is niet zo heel erg waarschijnlijk, maar het overviel me een beetje vandaag. En het was alsof ik niet alleen wilde zijn. En toen vroeg ik me af of er iemand was bij wie ik wou zijn.’
‘En kwam je toen naar mij?’
‘Ja. Wat dacht je?’
‘Is het dat wat je wilt? Gewoon bij mij zijn?’
‘Ja, dat wil ik.’
‘Waarom?’
‘Jij bent eigenlijk wel een warme plek. En je doet me altijd lachen.’
‘Het is niet moeilijk om jou te doen lachen.’
‘Voor jou niet.’
‘Het is een beetje ingewikkeld dat je graag hier bent. Ik moet even kijken naar hoe we hier nu zitten, om het te zien.’
‘En herken je jezelf?’
‘Dat weet ik nog niet. Maar jou herken ik wel.’
‘Ik herinner me nog dat we samen een keer een dag weg waren geweest, naar die stad. Jij had er een heel boek over gelezen, en je vertelde het allemaal aan mij. Het was een beetje aandoenlijk, maar ook zo mooi.’
‘Toen we in de trein terug zaten, was je aan het wenen. Ik vroeg wat er was. En je zei dat je verdrietig was, omdat het weer bijna voorbij was.’
‘Dat stuk herinner ik me niet meer, maar het zal wel zo geweest zijn. Als we samen weg waren, was je er altijd zo helemaal. Het maakte me soms een beetje onzeker, ik wist niet of ik er ook zo kon zijn voor jou.’
‘Je was er wel altijd. Soms een beetje tussen twee werelden, dat voelde ik wel.’
‘Ja, toen was dat wel zo soms.’
‘Ik was blij met alles.’
‘Misschien had je dat niet moeten doen.’
‘Toch wel.’
‘Laat het maar nu, het is goed. Wat was je aan het doen?’
‘Ik was hier met die platen bezig. Ik heb er een enorme collectie van, ze waren van mijn vader en nu zijn ze hier.’
‘Laat eens iets horen? Ik wil naar je kunnen kijken terwijl die muziek opstaat.’
‘Dit nummer, Just a Closer Walk with Thee, werd gedraaid tijdens de begrafenis van een heel goede vriend van hem.’
‘Het is mooi. Het past wel bij jou. Er zit een mooi verdriet in, en ook een soort rust. Ik denk dat jij dat wel vaak opzoekt, dat melancholische.’
‘Er gaat voor mij altijd een grote kracht uit van dit soort muziek. Het heeft iets helends.’
‘Je ogen zijn mooi als je erover praat. Het is iets van jou, dit.’
‘Zal ik koffie maken voor jou?’
‘Ja, graag. En laat die plaat maar opstaan, ik wil ze wel helemaal horen. Ik ben hier nu toch.’
‘Blijf maar even dan, minstens een plaat lang.’

Geen opmerkingen: