27 oktober 2019

Huiderig

Wat je huid zich herinnert. Wat je huid zich herinnert van het niet weten. Wat je huid zich herinnert van het niet herinneren.

Wat de tijd weet over aanraakbaarheid.

Er zijn woorden, er zijn zinnen. Ingeschreven in je huid. Of dat je huid zinnelijk maakt is niet zo zeker.

Je leest in het boek dat er daaronder of daar voorbij nog een lege plek is, waar je vrij bent, al vrij bent. Het verwart je.

De huiddokter zei onlangs dat je huid goed is gebleven, goed beschermd. Misschien dus wel jonger dan je bent.

Er is iets met de grammatica van huiderigheid.

Je kijkt naar je handen. Ze kunnen verhalen aan.

Je ziet de foto van de hand van de baby. Er zijn zoveel kleine rimpeltjes. Ze zijn op de groei gemaakt.

Je denkt aan de handen van je grootmoeder. Haar huid werd bijna doorzichtig. Ze had huid op overschot. Je nam haar hand, terwijl ze in het bed lag, hopend dat haar laatste tijd niet te lang zou duren. Je hebt zo’n warme handen, zei ze.

Misschien kan de huid zich die stilte wel herinneren.

Het trage gesprek, een ochtend. Of huid weet waar het veilig is, zou kunnen zijn.

Soms neemt pijn de buitenste laag van je huid over. Of is het de wind die zindert?

Je leest het artikel over de huidhonger. Je leest traag.

Je ziet wat de woorden zien.

Midden in een nacht. Rusteloze hoofdpijn. Het is uiteindepijn, voor wat elders vast lijkt te zitten. Je staat op en schudt met je schouders. Je huid tintelt. Je gaat weer liggen, legt je handen op je buik en je borst (zoals je leerde). Je huid begint een heel klein beetje te gloeien. Een nauwelijks waarneembare zachte rivier.

Je weet niet welke huid je ooit liet zien.

Je denkt aan het concert, aan die twee violen, aan die belofte dat iets nooit zou eindigen. Je ziet wat het met je huid deed.

De littekens in je huid. Ze zouden een pad kunnen zijn, naar wat bleef.

De handen van je grootvader waren eeltiger. Ze begonnen koud te worden soms, in die weken voor hij viel. Hij keek naar zijn handen, leek iets te zien.

Soms kan huid troostbaar zijn.

Je ligt op de tafel. Uit handen, in handen. Misschien kunnen de dingen samenvallen, ooit.

Je herinnert je de geur van een huid. Je herinnert je dat je die geur herkende, van iets. Misschien herinner je je dat je je die geur herinnerde.

Je ziet de jonge vrouw in de winkel. Ze praat met iemand, het zou haar vriendje kunnen zijn. Er is iets rusteloos in haar ogen. Het gesprek lijkt niet de richting uit te gaan die zij zou willen. Je ziet hoe haar huid verandert.

Toen, hoe het voelen van die huid je bijna brak.

Hoe je tijdens het schrijven soms je huid moet kunnen voelen om de woorden te vinden. Zoals die plek aan je schouder.

De trage huid, en de tijd die het zou vragen.

Soms kun je de grammatica al zien, in afwezigheid.

Het woord helen is huidverwarrend.

Het koppel in de trein. Ze zijn iets jonger dan jij bent, denk je. Hij ligt zo rustig tegen haar aan, alsof het veilig is. Zij streelt zijn hoofd, alsof dat lang mag duren. Je bent blij voor hen.

Je kijkt naar de vrouw die naast je zit aan de tafel. Haar huid is ouder dan zij is.

Je hoort het al in de verte. Het scherpe geluid van een baby. Je ziet hen, je herkent hen, gaat kijken. Je ziet die kleine jongen voor het eerst. Hij is nog zo klein. Hij is zo mooi. Veilig tegen de huid van zijn vader, in de draagdoek. Maar zijn buikje is niet rustig. Hij lijkt ontroostbaar. Voor even. Straks komt het weer helemaal goed.

Je weet niet wat je zou zeggen. Misschien spreken de woorden in je huid voor zich.

Toen in het ziekenhuis. Hoe die zachte handen van de verpleegster de vervreemding deden vergeten. Voor even.

Soms nemen de bewegingen onder je huid het van je over. Je huid kijkt toe.

Je kijkt in de spiegel. Je probeert de foto te zien die nu van je gemaakt zou kunnen worden. En hoe die zou verschillen.

Die trage huid in je dromen.

Je huid wordt droger, blijkbaar.

Je handen die een beetje ruw geworden waren, na het schoonmaken van de douche. De handencrème die het op dat punt even van je overneemt en je handen terugbrengt.

Je huidogen.

Geen opmerkingen: