04 oktober 2019

Rumba

(Soms moet je langer op de woorden wachten dan je zou willen. Soms wachten de woorden langer op je dan je zou willen. Maar ze wachten wel. Te lang wachten maakt je huid rusteloos. Rustelozer.)

(De woorden van de week.)

Iets gaat nog door je hoofd van de dag daarvoor. (Die avond wou je nog iets met woorden, maar je zat te moe naar het scherm te kijken.)

Je was een beetje geschrokken van de discussie. Ze leek zo… Binair, was het woord dat naar je toe kwam. Iets in je liet voelen dat je het niet eens was. Misschien is er inderdaad in de echte wereld een eindeloze hoop leed. Tegelijk is er ook een echte wereld waarin mensen proberen het goede te doen en het lijden te verzachten. (Je hoort jezelf die woorden zeggen.) Het is falen en het is drassig, maar het is niet minder echt. Dat er zoveel lijden is, het is tragisch. Maar het verlangen is niet minder echt, ook al is het verlangen zelf tragisch. (Je schrikt een beetje van je eigen woorden.) Iets met het menselijk tekort. (Misschien ben je ouder geworden.)

(Het weekend heeft iets met je gedaan, lijkt je lichaam te weten. Je weet niet wat. Het suist.)

In de vergadering. Je kijkt naar cijfers. Je schuift met cijfers. (Je probeert iets bij te leren.)

Je luistert naar twee vrienden aan de tafel. Je verzamelt hun woorden in je hoofd en in je schriftje. Misschien komen ze nog niet helemaal overeen, ze wijzen wel de weg. De tekst wacht op je.

(En ineens lijkt die kamer weer leeg, of leger, nu al die pakken weg zijn. Sommige dingen kunnen je zo gelukkig maken.)

Een rusteloze nacht, van honk naar honk.

In de vergadering. Sommige mensen krijgen blijkbaar een soort kick van praten over procedures. Jij bent niet sommig.

Je staat te vertellen voor de groep. Je ziet een kloof. Een soort kloof.

(Iets met treinen.)

In een diepere nacht vallen. Dromen. Dromen zien. In je droom zie je haar met een hond. De hond loopt heel snel heen en weer, komt naar je toe gelopen. Je weet in je droom dat die droom niet helemaal klopt. Ze heeft geen hond. Daarna ben je wakker.

(Later niet weten in welke dag je wakker wordt.)

Je staat te vertellen voor de groep. De groep is nog een stuk groter dan de vorige dag. (Je let erop dat je de hele tijd in hun ogen blijft kijken wanneer ze antwoorden. Het lukt.) (Je oefent in grapjes.)

(Het is zoveel heen en weer, denk je. Je zou jezelf graag even in een niets kantelen.)

In je brievenbus ligt een tijdschrift met daarin (weer) een grote foto van jezelf. Je probeert de foto weg te bliepen.

Die avond sta je weer te roepen voor het televisiescherm. De MP – zo noemt men blijkbaar iemand die de voorzitter is van de raad van bestuur van dit kleine rijke stukje van ons land – staat te praten. Iets met klimaatjongeren die ‘de uitdaging’ moeten aangaan, en dus braaf op de schoolbanken blijven zitten om wetenschap te studeren zodat zij ‘de’ oplossingen kunnen bedenken. (Raar dat diezelfde MP ook heeft aangegeven dat zijn clubje van bestuurders niet erg zinnens is om iets te doen dat op ambitie zou lijken. Raar dat die jongeren net doen wat de ouderen tegen hen zeggen: dat ze respect moeten hebben voor wetenschap. Dat ze net daardoor het inzicht verwerven dat zij die de feitelijke macht hebben in de periode die aan deze voorafging en in deze eigenlijk gewoon niet voldoende doen, dat ze de zeer gezonde psychische reflex hebben om hun bezorgdheid te uiten, dat ze mensen die zichzelf heel verantwoordelijk noemen aanspreken op die verantwoordelijkheid, ook omdat ze beseffen dat tegen dat zij zelf van de schoolbanken af zijn de cruciale dingen al zouden moeten gedaan zijn. Dat ze in dat alles vooral blijk geven van burgerschap, van toekomstgerichtheid, van de wil om de toekomst in handen te kunnen nemen. En dat het enige antwoord dat ze krijgen (nog maar eens ) is dat ze zelf moeten oplossen wat de ouderen niet hebben gedaan, en dat ze ook nog eens naar hun kop geslingerd krijgen dat ze doemdenkers zijn, terwijl ze alleen lezen wat de wetenschappers zeggen (het was toch de bedoeling dat ze zelf ook wetenschapper zouden worden?). Je denkt dat doemdenkers zij zijn die zeggen dat het zogenaamd ‘realistisch’ is om alle problemen door te schuiven, naar de kinderen dus. Samengevat: je staat te brullen tegen het scherm. Diezelfde MP vraagt dan ook nog eens dat we ‘allemaal’, dus ook zij die het niet eens zijn met zijn standpunten, samen achter zijn project gaan staan. (Iets met de vaart der volkeren, of zoiets.)(Hij zegt het zo nadrukkelijk dat je denkt dat hij veeleer complexvol dan complexloos is.) En je denkt: ik denk het niet. (Als je iets later in de vergadering zit, tril je nog na.)

Een andere dag. Een vergadering in het museum. Een stem roept ineens om dat het alarm zal getest worden. Even daarna roept een andere stem, in een eindeloze reeks boodschappen in vier talen, dat jullie het gebouw moeten ontruimen. Je gaat even naar het raam. Een hele groep kleine kinderen daalt de trap af. Ze zien je en wuiven naar je. Je wuift terug. (En smelt een beetje.)

Later, een bezoek aan het museum. Het statige gebouw dat ooit iets van (gelukkig vergane) glorie moest uitdrukken. Tekenen van een continent. In het zaaltje in de hoek van het gebouw is er iets met rumba. Je kunt op een scherm duwen, een liedje kiezen, en dan demonstreert een koppel op het scherm hoe je erop moet dansen. (Je heupen beslissen.)

(Musea houden van jouw rugpijn, denk je wel eens.)

Nog even tekstknutselen voor je naar de vergadering vertrekt.

Een andere dag. De tandartsmevrouw zegt iets over een beginnend gaatje in je wijsheidstand. Het lijkt haar heel wijs dat meteen aan te pakken. Jou ook. Voor ze er echt aan begint, hebben jullie nog een informatief gesprek over het al dan niet kleuren van haar. En over de vaststelling dat jullie nog lang niet oud zijn. (Of zou er toch wijsheid rusten in grijze haren?)

Later in de lift, met een afwezige kaak, probeer je in de liftspiegel uit te maken of sommige dingen op je kop grijs dan wel wit zijn. (Pas als de kaak terug voldoende aanwezig is, kun je koffie drinken. Het leven gaat door.)

De dokter komt in de wachtzaal en spreekt je aan met mijnheer. Je bent een beetje in de war, maar ze maakt je iets later heel gelukkig.

Daarna zie je de MP weer op je scherm. Je roept iets, maar voelt vooral plaatsvervangende schaamte. Je zou trots moeten zijn op iets, volgens hem. Je denkt: ik denk het niet.

Geen opmerkingen: