12 juli 2020

Iets over een huis

Misschien zoeken we allemaal naar een huis. Een plek waar je even kunt blijven. Een plek die je kunt denken in de ruimte, in de ruimte van je lichaam. Je zou die kunnen zien, je zou weten waar je naartoe zou kunnen gaan. En daar zou je kunnen blijven, voor even, mogen blijven.

Het huis beschermt je tegen de wind. Het huis omhult je.

Misschien komt de vlucht ten einde in dat huis. Ook al is het er nog niet, je zou bijna kunnen zien waar het zou kunnen zijn.

Misschien zijn we op de dool, ben je op de dool. Misschien was dat de enige weg die je kon nemen.

Misschien kun je alleen naderen in omtrekkende bewegingen.

Er is iets van de liefde in dat huis. Het wacht, geduldig.

Soms verdwaal je tussen de velden van je huid, weet je niet hoe je van het ene naar het andere moet gaan. Waardoor je verdwijnt uit jezelf.

Soms zie je in die rimpel van het moment een angst, alsof verdwalen je lot is.

Misschien moet je dan eerst zoeken naar wat de sterren je zeggen, misschien moet je dan heel lang kijken naar ogen, tot je adem zich terug bij je voegt, heel voorzichtig.

En iets van het huis is er al. Dat wat net onder het oppervlak wacht op de stenen. Het huis laat zich al dromen.

We kijken, je kijkt naar die plek.

Soms is er een trage vrede nodig om te kunnen kijken naar die plek.

Misschien ben je snel weer weg, op het pad dat je al kende. Misschien blijf je soms even staan. Aan de mogelijkheid van een pad. Heel even, en mag het.

Een huis. Het woord is zo groot. Je weet niet altijd wat dat met je lichaam doet. Soms moet iets anders je de weg wijzen.

En trage gesprekken in de nacht. De sterren waken. Er is niemand die toekijkt. Er zijn alleen de woorden. Alsof ze er al eeuwen zijn. Ze blijven. Ze laten je ineens iets zien. Je beseft de onthulling pas later.

Het kan zijn dat je je ook snel weer terugtrekt uit die open plek. Naar dat wat je kende.

Er is iets moois in het verlangen naar een huis. Hoe je telkens opnieuw probeert het te zien. En hoe je aan een ander vraagt om daarbij je hand vast te houden.

Soms weet je al hoe iets zal aflopen, soms kan ook dat veranderen. Soms verrast de reis ons. Alsof we er niet op voorbereid waren dat we ergens aan zouden komen.

Misschien ben je niet klaar om te zien dat de mogelijkheid van een pad ook de mogelijkheid van een huis in zich draagt. Misschien is het idee van een bestemming moeilijker dan het idee van het dolen.

En zo bewegen we verder. Het is niet anders.

Soms, op een onbewaakt moment, stel je vast dat je al een hele tijd praat over het huis. Alsof het er al is. Even was je de wind vergeten. Even had je niet gelet op de woorden die je niet mocht gebruiken. Je rekt dat moment een heel klein beetje op. En er daalt geen onheil over je neer.

Iemand zegt dat je al een huis hebt. Dat het er al is. Alleen anderen kunnen dat zien, dat wat je zelf nog niet kunt zien. Alsof je ogen er nog geen beeld voor hebben.

De dingen die je vandaag nog moet zeggen, omdat ze morgen verloren kunnen zijn.

Soms zie je hoe iemand verdwijnt uit zichzelf, naar een gekende afwezigheid. Soms kunnen handen daar niets aan veranderen.

Maar het huis wacht, rustig. Alsof je altijd terug zou kunnen keren naar dat punt vanwaar je opnieuw kunt vertrekken. Op weg. Om ergens te blijven. Voor heel even.

Geen opmerkingen: