25 april 2021

Langs de rivier


Take me to the river… Misschien is het een verlangen, misschien is het een zekerheid, misschien is het een verdriet. Dat je steeds terug zou willen gaan naar de rivier. Om te kijken, om te begrijpen, om iets te vermoeden. Misschien zijn we allemaal verdwaald in de mistige grensgebieden, de rafelranden van het leven en is het ons lot altijd een soort vluchteling te zijn. Het zou kunnen dat je, altijd een beetje ontheemd, anders door de ruimte kunt bewegen, dat je dingen ziet die je anders niet zou zien. Het zou kunnen dat alle verhalen dan naar je toe komen. En om iets te begrijpen van wie je bent, waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat zul je telkens weer moeten terugkeren naar de rivier. Alsof die immer veranderende stroom het enige is dat blijft. De rivier van de tijd laat landschappen knarsen en schuren, je kunt de sporen nog zien. De rivier begrenst je verlangen en is er tegelijk een uiting van. Mensen spoelen aan op plekken die een soort eeuwig doorgangsgebied zijn. De verhalen wriemelen door elkaar en laten soms iets zien in verdwijnende foto’s. Het is er allemaal, in de wonderlijk mooie “terreinroman” Langs de rivier van de Duitse schrijfster Esther Kinsky (vertaald door Josephine Rijnaarts. Een heel poëtisch boek, om traag te lezen en daarbij zelf een beetje een rivier te worden.

De vertelster is een Duitse vrouw die een aantal jaar in Londen woonde en nu voor enkele maanden verhuist naar een arme buitenwijk van de stad. Het is een tijdelijk verblijf, veel dozen blijven onuitgepakt. Ze zal er enkele maanden blijven om daarna weer te verhuizen naar ergens in het oosten van Europa. Veel komen we over haar niet te weten. Ze groeide als kind op nabij de Rijn. Die grote rivier bepaalde het landschap en het leven. De dingen zijn aan deze of aan de andere kant van de rivier. De rivier draagt de herinnering in zich van wat tussen de bron en hier gebeurde. En de rivier is ook altijd een verlangen naar de zee of naar een ander of groter leven. Ze heeft al op verschillende plekken gewoond, reisde veel en ook bij die reizen ging het steeds om rivieren. Als kind had ze al een aantal reizen gedaan. Er zijn veel rivieren in haar herinnering.

Ze wil weg uit het centrale Londen, misschien omdat het te compact of te ineengedrukt is, alsof sommige dingen daar niet kunnen ademen. Ze gaat naar de buitenwijk, die in veel opzichten wordt bepaald door de River Lea, die verderop uitmondt in de Theems. De Theems verbindt haar met haar vader. In Londen zijn, de rivier zoeken, van bron tot monding, het heeft ook iets te maken met een soort rituele zoektocht naar haar vader.

De plek waar ze terechtkomt is een arme en wat grauwe buurt. Het is een heel diverse wijk, met veel joodse mensen, winkeliers van allerlei nationaliteiten, arbeidersgezinnen, vluchtelingen en migranten. In de paar maanden dat ze er verblijft is het alsof ze de hele tijd onderweg is, in allerlei omtrekkende bewegingen rond de wijk. Het is alsof ze alle mensen uit haar buurt en hun verhalen leest. Het is alsof de hele wereld beweegt in die wijk die tegelijk een plek met een geschiedenis en ook een permanente transitzone is. Je voelt dat de vertelster daar wilde zijn, in die deels onbestemde plek. Ze is zelf ook een passante, op de vlucht voor een rusteloosheid. De voorlopigheid van die plek geeft haar precies de kans om met een open en vrije blik te kijken.

Haar dagelijkse wandelingen worden telkens op een of andere manier aangestuurd door de rivier. Ze gaat steeds verder zoeken. De wijk is een grensgebied. Tussen stad en buitengebied. Het was een industrieel gebied, waarvan de roestige restanten nog steeds het landschap tekenen. Tegelijk blijft de nabije stad duwen en trekken. De natuur is de getuige van al die veranderingen. In eindeloos veel mooie beschrijvingen ziet ze elke keer nieuwe dingen, leest ze het landschap als was het telkens voor de eerste keer. In die rafels, waar je de littekens van het verleden kunt zien, kun je iets leren over de krachten van de tijd. Misschien zijn we allemaal wel een beetje vluchteling, altijd tijdelijk gestrand. En de rivier gaat verder, naar de grote stad, naar de zee.

Hoewel de vertelster niet zoveel over haar eigen verleden of bestemming vertelt, leer je haar in die zoektochten toch op een bijzondere manier kennen. Zo heeft ze iets met foto’s. Ze gaat vaak op zoek op rommelmarkten, die ook een soort grensgebied zijn tussen werelden, naar oude foto’s. Getuigen van levens die ooit waren. Tijdens haar wandelingen maakt ze foto’s met een Polaroidcamera. Het zijn foto’s die zich langzaam laten zien en die ook verdwijnen. Ze brengen iets in beeld dat je zelf nog niet zag. Alsof ze iets zien van de poëzie van het landschap dat je niet met je eigen ogen kon zien. De wandelingen, de verhalen van al die kleurrijke personages die zo liefdevol worden beschreven, de herinneringen, de beschrijvingen, het ritme van de woorden, het loopt allemaal door elkaar en kantelt soms in een mythisch licht. Dat hele landschap, vol littekens en zwarte gaten, het wordt een microkosmos voor de hele wereld en de krachten van de tijd.

Esther Kinsky schrijft in bezwerend mooie meanderende zinnen, heel poëtisch. Ze zijn schitterend vertaald. Als lezer moet je je een beetje overgeven aan het ritme van het boek. De 37 hoofdstukken zijn telkens als een lange wandeling die je met een grote adem doet. Als je traag leest, voel je hoe zorgvuldig elke zin is opgebouwd en hoe verbluffend alle beschrijvingen zijn. Je kunt de rivier niet opjagen, maar je kunt er ook niet aan ontsnappen. Je moet telkens weer terug. Tot de tijd daar is dat je samen met de vertelster kunt vertrekken. Wanneer je het boek uiteindelijk neerlegt, is het alsof je iets groots hebt gekregen.

Geen opmerkingen: