17 mei 2024

In focus

Misschien had je toch wel graag iets meer wit gehad, denk je, wanneer de nieuwe week begint. De dagen die er vooraf leeg uitzagen, waren het iets minder. (Alles wat je wilde doen, is wel gedaan. Maar om een of andere reden denk je dat er daarna nog altijd veel tijd over zal zijn.) Je boek wacht geduldig verder op je. De woorden hebben tijd.

De korte vergadering op het scherm. Je maakt ter plekke een compromisje. En het is klaar. (Hoe je twee adviezen kunt maken in drie vergaderingen die alles samen amper een uur geduurd hebben.) De woorden staan netjes onder elkaar. Ze wachten nog even op hun vertaling, waardoor ze anders ook zichzelf zullen zijn. (In tweevoud zijn.)

Die avond. Je werkt aan de presentatie voor de volgende dag. Je weet nog niet helemaal zeker hoe je je verhaal moet vertellen dan. (Je zou al iets willen zien van wie ze zijn, om beter te kunnen bewegen in je woorden, denk je.)

Een andere dag. Je krijgt een bericht van een vriendin. Ze heeft net heel moeilijk nieuws gekregen. Je belt haar meteen. (Iets over woorden.) Je probeert mee te zoeken naar een brug, naar ergens.

Later die dag. Je zit bij de dokter. Je vertelt haar ook over die afspraak die je al weken vruchteloos probeert te maken. Je probeert al de hele tijd de logica te begrijpen van die mensen die je steeds aan de lijn krijgt. Er is er geen, zegt ze. Wat min of meer heel geruststellend is, misschien.

Lange telefoon terug, er is al een bruggetje.

Je bent goed op tijd bij de studenten voor je presentatie. Ze druppelen binnen. Ze zijn zo mooi jong, al weet je niet wat die gedachte wil zeggen. Ze luisteren heel aandachtig. Langzaam maar zeker beweegt je verhaal voorbij je presentatie naar een wat andere plek. Je vertelt over je dochter, over kwaad zijn en vrede vinden. Ze veranderen voor je ogen, lijken mee te ademen. Je hebt ons hoop gegeven, komt een van hen je vertellen voor je vertrekt. Je bent dankbaar. (Je moest gewoon de woorden volgen, denk je. Het beeld werd scherp.)

Je loopt nog even langs die andere bijeenkomst waar je ook graag bij geweest was. Iemand zegt iets over hoop.

Het is al laat wanneer je weer thuis bent. Toch nog maar even dat afwasje doen, om de dag netjes af te ronden.

Een andere dag. Net voor de vergadering krijg je nieuws. Het maakt je eigenlijk een beetje kwaad. (Iets is minstens niet erg netjes.) Op een nogal onhandige manier wordt wat je vermoedde ook bevestigd tijdens de vergadering. En o ja, of je dat ook nog even kunt oplossen. (Jij zou dat anders gedaan hebben, denk je.)

Je werkt de vertaling verder af. De twee teksten zijn er nu in tweevoud.

Die avond werk je de presentatie af voor je lezing van de volgende dag. In je hoofd probeer je het ritme te zien van het verhaal dat je zult vertellen. Hoe het zal inspelen op wie er in de zaal zit. Je zult de woorden wel kunnen volgen dan.

Een andere dag. Er is veel regen in de ochtend. (Regenbroek. Poging om dat hoesje in je rugzak eruit te halen en goed te bevestigen. Poging mislukt.)

Er zijn verjaardagskoekjes op het werk.

Het gesprek in het grote gebouw. Geluid van de treinen op de achtergrond. De minister reageert op een tekst waarvan jij de woorden verzamelde.

Snel naar huis, om daar nog even iets te kunnen koken, voor je weer vertrekt voor de lezing die je gaat geven.

(Je hebt geen zin om weer eens helemaal bezweet aan te komen straks, je gokt erop dat er nu wel genoeg regen uit de lucht gevallen is, en vertrekt zonder regenjas.)

In de trein bedenk je nog een goede opener voor je verhaal. De route van straks, in die andere stad zit ook al in je hoofd.

In het overstapstation wordt aangekondigd dat je trein een stevige vertraging heeft. (Je hebt geen gsm-nummer van de mevrouw die de lezing organiseert, je hoopt dat het nog mee zal vallen.) Eindelijk vertrokken, de lucht wordt steeds donkerder. Buiten begint het te gieten. Eindelijk kom je aan, het regent ondertussen al bijna niet meer. Je hebt nog die hele afstand te stappen. (Ben je toch weer bezweet.) Je komt net te laat aan. (Je houdt er niet van, te laat komen.) Ze zitten al op je te wachten.

Je probeert zo snel mogelijk te beginnen, hoopt dat het verhaal jou wel op weg zal helpen. Je kijkt naar de mensen in de zaal, hoe ze reageren op je woorden. Er zijn die drie jongens die al vanaf de eerste minuut hun best doen om te laten blijken dat ze het maar niets vinden, en er duidelijk tegen hun zin zitten. (Misschien vinden ze zichzelf wel stoer. Voor hen ben je mogelijk een echt voorbeeld van een of ander verwerpelijk fenomeen.) Af en toe kunnen ze niet verbergen dat ze toch stiekem zitten te luisteren en iets misschien wel interessant vinden. Alle andere mensen luisteren, bewegen mee (en lijken zich te storen aan die drie).

Iemand brengt je nog naar het station, je haalt nog net die ene trein waardoor je niet moet overstappen. Er komt nog een bericht van een vriendin. En verder is er alleen maar je boek. De woorden zijn blij dat ze worden aangeraakt.

Een korte nacht. Vroeg op het werk. Een vrijdaglijstje.

Je werkt alles af. Je bekijkt de route voor de lezing die je de volgende dag gaat geven. Er is nog net genoeg tijd om uit te bollen. Je ruimt een beetje op. Je maakt een lijstje voor de volgende week. Je laadt de afwasmachine uit en wast die enkele kopjes en glazen die nog op het aanrecht staan snel even af, zodat alles netjes is voor het weekend. De dingen leggen zich neer. Je vertrekt naar het station.

Geen opmerkingen: