14 september 2006

Het K-woord

Vandaag was het dag tegen kanker. Dagen met het woord kanker in blijven speciaal. Kanker komt ook wel in dagen zonder kanker in de naam van de dag, maar goed. De voorbije dagen was het erg aanwezig. In de kranten mooie en aangrijpende verhalen van vrouwen met borstkanker. Er was ook een verstillend mooie Finse film over drie kinderen met kanker. De beelden van die drie kinderen zullen me nog lang bijblijven. Door de omstandigheden 'groot' geworden in een klein en ziek lichaam. Met verhalen over leven en dood die ik van grote mensen nog maar nauwelijks hoorde.

Ik vroeg me af of ik op deze dag iets speciaals moest doen of denken. Sinds ik zelf ooit kanker kreeg, is dit woord een deel van mijn verhalen geworden. Toen het me overkwam, en zeker de eerste periode daarna, voelde ik goed hoe ik lid geworden was van de familie van mensen met kanker. Familie kun je niet loskoppelen. Die blijft. En nu voel ik hoe ik toch nog altijd een deel van die familie wil blijven, al is het misschien verre familie geworden soms.

Net vandaag kreeg ik de omslag in de bus om geld te storten voor Kom op tegen Kanker. Ik ben al jaren een trouwe donateur, of hoe heet dat. Ik weet dat iemand me dat ooit vroeg: "Maar jij moet nu toch niet meer storten?" Ik dacht iets over het helpen van familie te zeggen, maar deed het maar niet.

Soms vraag ik me af hoe het komt dat het leven met mij deze richting is uitgegaan. Nog steeds zijn er mensen die allerlei verklaringen willen geven voor wat mij overkwam, of voor waarom het mij overkwam. Er is nauwelijks iets zinnigs over te zeggen. Dat ik kanker kreeg, was in zekere zin gewoon pech. Ik heb heel veel geluk dat ik het overleefd heb. In wezen is het niet meer dan dat. Maar dat weinige, is voor sommigen te veel. Ze willen misschien meer woorden... Maar ik denk nog vaak aan het verhaal van die man die in dezelfde periode als ik dezelfde ziekte kreeg maar het niet overleefde. Ik hoorde het pas achteraf. Alsof er een parallel leven was, waarvan ik me niet bewust was geweest.

Ik herinner me de ogen van de mensen rondom mij. Ik schrok van hun angst. Je bent niet van jezelf alleen, dat weet ik sinds toen.

Ik herinner me de woorden van de man aan wie ik vroeg of ik nu vijf jaar na de feiten 'genezen' was. Hij moest lang nadenken, en zei toen: "Statistisch gezien zou je dat inderdaad kunnen zeggen." Ik dacht: kan er nu geen klein feestje af? In de gang nadien, wachtend op nog een klein onderzoek, moest ik wenen. Pas toen een paar uur later terwijl ik op de trein naar het werk zat iemand aan de telefoon begon te roepen van blijdschap, besefte ik het.

Leven in toegevoegde tijd, zo voelt het toch nog altijd. Elke dag is extra. Soms denk ik aan alle dingen die gebeurden sinds toen, nu zeven jaar geleden. Het is veel, en ik kreeg het zomaar.

De zee bleef altijd bij me. Zij was er elke dag, en gaat nooit meer weg.

Er zijn dagen dat ik het even bijna vergeten lijk te zijn. Dat ik moet graven in mijn geheugen om weer te weten hoe het was. Ik ben blijkbaar echt aan de andere kant van de lijn aanbeland. Alleen nog maar in de rest van mijn leven. Soms voelt het als verraad dat ik ook vergeet. Maar misschien is dat niet zo erg. Dan leg ik even mijn handen op mijn buik. En denk aan de zee. Alles is er. En dat is genoeg.

Geen opmerkingen: