06 februari 2008

Gooi het weg


Ik had er al iets over gelezen enkele weken geleden, en nu was het weer in het nieuws: het ‘afvalcontinent’ in de Stille Oceaan. Een grote hoop plastic en ander afval die net onder de oppervlakte van de oceaan drijft. En groot moet je nogal letterlijk opvatten. Het gaat over twee grote lappen. De ene lap was tien jaar geleden zo groot als de staat Texas, en is nu tweemaal de oppervlakte van de hele Verenigde Staten. Het afval wordt door de maalstroom aangezogen en klit samen. Het zou gaan om 100 miljoen ton afval. 100 miljoen ton… Per kilo plankton zit er zes kilo plastic in de zee. Tachtig procent is van op land gedumpt, de rest komt van schepen.

Dit nieuws maakt me al sinds ik het vernam diep bedroefd. Het blijft in mijn hoofd rondcirkelen en duikt af en toe weer even op. Net als het plastic zelf overigens. Kwaadheid en plaatsvervangende schaamte nemen me in als ik er verder over nadenk. En dat alles in een maalstroom van beelden.

Hoe kun je dit niet weten en niet voelen, dat vraag ik me wel eens af. Ik heb me nooit goed kunnen verzoenen met de wegwerpmaatschappij. Het wordt zelfs erger met de jaren. Waar je ook gaat, welke straat of welk bospad ook, overal ligt er rotzooi. En steeds doet het pijn. Zoveel dingen begrijp ik niet. Hoe je in zogenaamd volle bewustzijn dingen kunt weggooien waarvan je weet dat ze niet uit zichzelf zullen verdwijnen. Ik zag het die man daarnet nog zeggen op het nieuws. Zo’n plastic fles doet er 450 jaar over om te verdwijnen. Misschien is het een cynische onverschilligheid. De akelige rationalisering dat ‘iemand’ het wel zal opruimen.

Maar er is meer. Hoe komt het dat het zo moeilijk is om geen weerstand te voelen. Als je een appel weggooit, dan weet je dat die na een tijdje verdwenen zal zijn. De appel verdwijnt weer in de aarde, en komt er later, in een nieuwe combinatie weer uit. Je kunt die appel dus eigenlijk in vertrouwen weggooien. Het kwetst niet en brengt het respect dat je spontaan zou moeten voelen voor de dingen die je omringen niet in het gedrang.

Maar een plastic fles is iets anders. Als je die fles op de straat gooit en je probeert je voor te stellen hoe oud ze zal worden, dan is dat anders. Stel je voor dat er in je straat niemand voorbij zou komen. Stel je voor dat er geen wind zal zijn en geen aardbevingen. Stel je voor dat de straat niet wordt opgebroken of gebombardeerd. En stel dat je vandaag een kind krijgt. Dan ligt die fles daar nog, meer dan vijftien generaties later. Dat besef zou je moeten aanzetten tot een soort deemoed. Een gevoel dat je je eigen spanwijdte overschrijdt en het besef dat dat niet kan.

Er zijn al oneindig veel boeken over volgeschreven, maar het heeft iets te maken met de ‘moderne’ tijd. Ergens is er een soort scheiding in ons denken gekomen waardoor we in staat zijn in hokjes te denken. Of beter: in het ene hokje denken en het andere uitschakelen. We zijn in staat met de auto te rijden en alleen het bewegen te beseffen, en niet de vervuiling die we aanrichten. Het is waarschijnlijk een psychologisch mechanisme dat een deel van de veelheid van dingen die je zou kunnen beseffen uitschakelt om controle te houden. Maar het is een gevaarlijk mechanisme dat van mensen halve wezens maakt.

Nooit heb ik goed begrepen wat de logica is van het produceren van wegwerpproducten, zeker voor die producten waar er een perfect alternatief is. Je ziet bij wijze van spreken een fabriek waar er miljoenen en miljoenen plastic flesjes met limonade van de band rollen. Het is de macht van de reclame dat je alleen de limonade ziet. En omdat die limonade een merk heeft, zie je misschien alleen het merk. Je hebt niet gewoon dorst, je hebt trek, niet in vocht, maar in een merk. In de normen van wat we economisch als ‘goed’ moeten beschouwen, zien we enkel de hoeveelheid flesjes. Terwijl je even goed zou kunnen kijken naar de hoeveelheid ‘verpakking’ die ergens naartoe moet. Als je zo’n flesje bekijkt, is het in wezen een wonderlijk ding. Het is mooi gemaakt. Een uitgedacht design. Versierd met mooie kleuren of motieven. Het flesje op zich zou perfect voor allerlei dingen kunnen gebruikt worden. Maar die vorm van ‘blijven’ is blijkbaar bedreigend. De essentie van het ding is het er niet meer zijn. Wanneer een flesje in volle vorm staat, is het enkel in een onrustige staat van nog niet geconsumeerd zijn, van nog niet weggegooid zijn. Een immense hoeveelheid samengebalde energie, handelingen en transport ging vooraf aan het moment waarop ik het flesje in handen neem. En binnen enkele minuten is dat alles weg, en kan het flesje op de straat beland zijn. Om daar misschien voor honderden jaren te blijven liggen. Hoe is het mogelijk dat je geen morele duizeling voelt bij dat besef?

Het moet een vorm van structureel autisme zijn. Die maakt dat veel mensen niet voelen wat ze veroorzaken of doorschuiven naar anderen. Die maakt dat mensen niet emotioneel en moreel geraakt worden door het besef van wat er gebeurt. Het is een autisme dat langs alle mogelijke kanalen met de paplepel meegegeven wordt. Maar ik kan mezelf er zo moeilijk van overtuigen dat je innerlijke rust kunt vinden eens je beseft dat het zo is, en niet op een of andere manier kiest voor een andere persoonlijke relatie met de aarde en alle wezens die er leven. Een relatie die terug iets van verbondenheid herstelt.

Als ik denk aan die twee grote afvaleilanden, dan is het naast andere dingen ook alsof de zee me zegt dat het pijn doet. De zee vertelt me hoe die hoop afval als een zware doek over een deel van haar lichaam ligt, waardoor dat niet meer kan ademen en afsterft. Ze ziet hoe de dieren die in en op haar leven stikken in het afval en hoe ze zelf eenzaam en koud achterblijft. Het lijkt alsof ik iets voel van die pijn.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.

Troost.

Misschien is het slechts
een pleister op een houten been.
Maar toch ... Jan.

Ik ben een oorlogskind.
Heb dan ook het plastic afval weten geboren worden.

Wij lieten overal wel wat achter.
Niemand die iets zei.

Ik merk toch
dat er een sterk bewustzijn is gegroeid.

In de stad
zie ik oud en jong een ommetje maken om wat restafval in een vuilnisbakje te deponeren.

Ik weet ook wel
dat er glasbakken staan
met hun voeten in het afval.

En dan nog denk ik,
raar, ze doen de moeite om het tot hier te brengen ...

Misschien toch eens zich afvragen:
waarom?

Dag Jan.

.

DidierVdM zei

Dit stuk is prachtig geschreven en doet een mens op een andere manier naar zijn consumptie kijken. Zeker de alinea over de generaties maakt een mens nog maar eens duidelijk hoelang 450 jaar wel is, en wat we doen door onze verslaving aan plastiek.
Ik zal hier binnenkort eens een linkje naar leggen vanaf mijn blog, met de hoop dat nog meer mensen eens 5 minuten reflecteren over hun consumptiegedrag.