18 januari 2009

Het namiddaglicht

‘Als je daar zo staat in de deuropening, dan is het alsof ik me alles weer herinner.’
‘Hier zo?’
‘Ja, het heeft met het licht te maken op die plek.’
‘Het zal nu toch wel anders zijn denk ik. Hoewel het eigenlijk niet zoveel uitmaakt.’
‘Denk je dat we ouder geworden zijn?’
‘Laat me eens goed kijken. Ja, we zijn ouder geworden.’
‘Vertel eens iets.’
‘Dat vroeg je vroeger ook altijd al.’
‘Natuurlijk, waarom zou dat veranderen? Het is een van de mooiste vragen die je kunt stellen.’
‘Het is goed om hier terug te zijn. Het lijkt nu alsof ik al die tijd onderweg was. Misschien heb ik dat ook altijd wel geweten, maar wou ik die woorden niet in mijn hoofd. Ik was natuurlijk ook veel op reis. En er was die ziekte. Maar toch is iets van mij wel altijd hier gebleven.’
‘Is dat echt zo? Ik vroeg het me vaak af. Er was wel iets van jou hier gebleven, een soort indruk in de ruimte. Ze was er altijd wel. Maar ik wist niet of dat voor jou ook zo was.’
‘Ja, natuurlijk, wat dacht je nu? Ik kon het alleen niet zeggen.’
‘Ik heb er ook aan gedacht om hier weg te gaan. Maar het bleef bij weglopen, en weer terugkomen.’
‘Ik heb me ooit nog afgevraagd of je te vroeg of te laat in mijn leven bent gekomen. Nu wil ik die vraag niet meer beantwoorden. Er is geen tijd meer om het antwoord niet te willen weten.’
‘Misschien zou ik voor jou wel jonger willen zijn nu. Ik ben een beetje in de war.’
‘Nee, vooral niet. Geen jeugd nu. Er mag alleen nog maar nu zijn, zo lang het nog duurt.’
‘Je was er altijd voor mij, toen ik ziek was. Ik werd weer beter, en iets in mij zei dat ik voor alle anderen verantwoordelijk werd. Iedereen die me lief was moest ik beschermen, in het leven houden.’
‘Ik was toen altijd kwaad op jou omdat je dat zei. Alsof je nog niet voldoende besefte dat je zelf nog in leven was, en weer over anderen begon.’
‘Het ging niet anders. Maar je was niet de enige. Mijn dochter zei hetzelfde, in haar woorden.’
‘Is dat zo? Een slimme meid.’
‘Ze had het wel voor jou trouwens. Ze heeft me ooit verteld dat jij zowat de enige was die me echt in beweging kon krijgen. Ze bedoelde daarmee denk ik dat ik ook domme dingen deed of zo.’
‘Gecontroleerde domheid, dat is altijd al het beste geweest wat ik uit jou kreeg. Maar dat was natuurlijk al veel.’
‘Ben je bang om te sterven?’
‘Wil je dat echt weten? Als ik je antwoord, moet ik het zelf ook zeggen.’
‘Als het niet gaat, moet je niets zeggen.’
‘Het is goed, laat maar. Ja, ik ben bang. Misschien vooral bang voor de tijd die me nog rest. Stel dat ik nu alle dingen zie die ik uit de weg ben gegaan of gemist heb, wat moet ik er dan mee?’
‘Denk je dat er zoveel zijn dan?’
‘Soms denk ik van wel. Af en toe was ik soms bang vroeger voor een soort implosie. Maar ik durfde het nooit toegeven. Alleen aan jou heb ik het ooit gezegd, daar in de tuin. Je had voor me gekookt.’
‘En ik ging er niet al te diep op in. Ik herinner me het nog. Ik schrok heel erg van wat je zei, maar ik dacht dat je niet wilde dat ik er veel over zou vragen.’
‘Dat was inderdaad zo. Je deed net wat je moest doen.’
‘Maar het heeft me wel nooit meer losgelaten.’
‘Dat was niet mijn bedoeling. Maar op een bepaalde manier was het bij jou in goede handen. Beter dan dat kon ik niet.’
‘Het maakte me zo verdrietig, te voelen dat jij daar zoveel verdriet had.’
‘Soms weet je iets, maar kun je alleen maar ervan weggaan. Ook al zou je anders willen, en ook al denk je dat het anders beter zou zijn.’
‘Ik keek altijd graag naar jou. Maar er was iets in je ogen. Ook al keek je naar mij, het was altijd alsof je weg keek. En nu is dat weg. Je ogen zijn rustiger geworden of zo.’
‘Dat zou wel eens kunnen.’
‘Ik had altijd veel tijd nodig om te kijken. Misschien had alles in mij wel altijd veel tijd nodig. Het was er nooit vanzelf. En het leek altijd alsof jij wel tijd had op een of andere manier.’
‘Ja en nee, besef ik nu. Misschien had ik voor mezelf evenveel tijd moeten nemen. Dat zou beter geweest zijn.’
‘En nu?’
‘Het is moeilijk uit te leggen, maar ik denk dat ik nu meer tijd heb, net omdat ik minder tijd over heb. Begrijp je dat?’
‘Ik denk het wel. En ga je dan alles zeggen?’
‘Ik ga het proberen. Maar ook dat heeft tijd nodig.’
‘Ik heb alle tijd.’
‘Dan is het goed. Het is goed allemaal. Geloof je dat?’
‘Ik zal het proberen.’

Geen opmerkingen: