04 januari 2009

Wat donker was

De kleine jongen staat naast zijn vader in de donkere kamer. Er zijn rituelen. Misschien enkel een vorm van veredelde techniek. Ze dienen alleszins in de juiste volgorde te worden verricht. Er moeten voldoende belichte foto’s onder het zwarte doosje klaar liggen vooraleer ze in het ontwikkelbad mogen.

Het oude papier heeft meer tijd nodig. Het beeld verschijnt trager, maar er lijkt meer diepte in te zitten. De vader neemt de belichte foto’s met een hoopje en steekt steeds de eerste achter de laatste, en gaat zo enkele keren rond tot ze allemaal ontwikkeld zijn. Zo gaan er enkele minuten voorbij. Vanaf het stopbad gaan ze over naar de jongen.

Later zal er ander papier komen. Om snel te werken. Een ontwikkeltijd van een of twee minuten. Er zijn twee fixeerbaden, en daarna nog een spoelbad. Ze moeten overal steeds voldoende in beweging blijven. Na deze eerste behandeling is er nog een tweede spoelbad. Waarin het water ronddraait. En daarna is er de droger. Een praktisch apparaat met rollen. Beter dan de vroegere droogpers, toen het oude papier nog werd gebruikt. De jongen staat stilaan ook aan het ontwikkelbad. Vier foto’s naast elkaar. En later staat hij ook aan de vergroter. En alleen in de donkere kamer.

Maar nu nog niet. Op het oude papier kun je de gevoelige laag voelen. Het papier trekt vaak een beetje krom. Er zijn vierkante doosjes van Ilford. Wit met een donkerbruin etiket. Nummers 1 tot 4. De vader heeft een handig doosje gemaakt om snel het juiste fotopapier te kunnen nemen. De jongen moet ze op de achterkant stempelen, voor ze het ontwikkelbad in gaan. Zo kunnen ze later netjes weer samengebracht worden.

Er zijn aangepaste technieken om de speciale kast open te schuiven. Je moet weten hoe je aan de schuiven moet trekken. Je moet weten in welke schuif papier zit, en waar de lenzen van de vergroter. Lege doosjes worden linksonder opgestapeld. Ze kunnen later altijd nog van pas komen. Om mee te spelen, om schroefjes in te bewaren. Het zijn toch stevige doosjes, die kun je niet zomaar weggooien. Er zijn technieken om de negatieven stofvrij te maken. Er zijn technieken voor de belichting.

Er is vingergevoel dat moet ontwikkeld worden. Bij de belichting kun je voelen of het zal lukken of niet. Net zoals je bij het maken van de foto zou moeten kunnen weten of het zal lukken of niet met die instelling.

De jongen heeft alles ooit ook geleerd. Met het oudste papier beginnen. Prutsen tot het lukt. Hoewel, veel prutsen mag niet. Het moet eigenlijk ineens goed zijn. De jongen wil liever foto’s met meer contrast. De vader vertelt dat er voor het ontwikkelen van films steeds meer nivellerende ontwikkelaar wordt gebruikt, waardoor alle negatieven een beetje meer naar elkaar toegroeien. De vader gebruikt vooral nummer 2, soms 3, af en toe 1. De jongen gebruikt vooral 3, soms 4, af en toe 2, nooit 1.

Er wordt veel gezwegen. De radio staat wel aan. Soms wordt er op de deur geklopt. Uit een wereld daarbuiten, minstens twee deuren verder. Dat het tijd is om te komen eten of zo. Naar die andere wereld overgaan is steeds weer wennen voor de ogen. En tussen de soep en de patatten moeten de foto’s nog even van bad verlegd worden.

Alles is er nog. De rituelen. De jongen zou er zo weer in kunnen stappen. Naadloos aansluiten bij wat toen heel even eeuwig leek. Maar het nooit was. De plaats in de donkere kamer veranderde. Het papier veranderde. De kleurenfoto’s namen het terrein in. De jongen groeide. En toch, het zou kunnen, kon het maar. Alsof de tijd gestopt zou zijn bij het barietpapier. Het PE-papier zou er niet geweest zijn.

Alleen de jongen is er nog. Het is tijd om iets op te ruimen. De oude chemicaliën moeten weg. Het oude papier gaat weg. De doosjes zijn er nog. Er was altijd al een overschot aan vierkant papier nummer 1, en dat heeft de tijd niet uitgewist. Want niets mocht zomaar weggegooid worden.

Waarom is het zo moeilijk de lege doosjes nu ook uit te ruimen? Het lijkt een kleine misdaad. Waar gaan ze naartoe? Komen ze in iemands handen terecht? Iemand die niet weet dat zelfs zo’n leeg doosje met een vorm van eerbied moet behandeld worden? De herinneringen zijn achtergebleven in de lege doosjes. Zoveel doosjes zwijgen, verspreid over de nummers 2 en 3. Een beetje zoeken en overmoed, in nummer 4. En misschien lichte teleurstelling, of iets wat niet kon worden overgedragen in nummer 1.

De jongen loopt verloren in de man die hij nu verondersteld wordt te zijn. Er zijn zoveel stemmen in zijn hoofd. Ze zeggen iets over loslaten en bijhouden. Zoals dat hoort, een discussie met de geijkte woorden. Er is nog veel ruimte naast de woorden. Misschien bewegen de handen daar. Ze verlangen naar iets. Zal het altijd te laat en te vroeg tegelijk zijn?

Geen opmerkingen: