31 januari 2009

Red River Shore

Onderweg. Van hier naar daar. Daar waar een rug zou moeten zijn, heeft de pijn het overgenomen. Ze kwam het land binnen sluipen, als een ongenode gast. Maar nu ze er is, kan ze net zo goed mee op reis.

Verlangen naar gewichtloosheid. Het kan je overvallen. Hoe het zou zijn. Ongehinderd door zwaartekracht. En hoe je dan aangeraakt zou worden. Neem alles van mij, alleen niet dat ik zou kunnen wegen. Misschien zou je het verlies nog meer vrezen.

Een vreemde zijn in een vreemd land, en weten dat dat de plaats is waar je moet zijn. Though nothing looks familiar to me/ I know I've stayed here before/ Once, a thousand nights ago/ With the girl from the Red River Shore

Je kunt elke dag door het huis lopen. Het geluid horen van je adem. Je voetstappen op de trap. Als het weer tijd is om de nacht in te gaan. Het doet zich voor in steeds dezelfde rituelen. Het stelt je gerust. De meeste dagen toch. De dingen gaan gewoon zoals ze altijd gaan. En daardoor lijkt dit een plek waar je thuis bent. Waar er een hier is, dat meer is dan enkel stenen toevallig in de juiste volgorde op een hoop. En af en toe laten diezelfde rituelen je los. Ergens tussen de tiende en de elfde trede. Heel even ben je verloren. Zie je de grote woestijn en kijk je van daaruit naar jezelf. Alleen in beweging, in een ruïne, die geen zuchtje wind zou kunnen tegenhouden. Het beeld verdwijnt weer, net voor de laatste trede. Straks zal het tijd zijn voor de nacht.

Aan de andere kant van de ene muur, ergens achter de spiegel. Er loopt iemand de trap op. Een deur slaat. Ze loopt de trap weer af. Er gebeuren dingen. Die niet anders zijn waarschijnlijk dan gewoon thuiskomen. Het is aangenaam dichtbij en ver weg. Aan deze kant zijn. Je zou hier de hele tijd kunnen staan. Niet meer geluid overhouden dan enkel je adem. Je zou elke voetstap aan de andere kant horen. Het beeld in de spiegel zou niet veranderen. Je zou niet te vermoeden zijn. Later. Aan de andere kant van de andere muur. Een klein kind dat blijft wenen. De muur houdt je tegen. Je hebt enkel jezelf op te warmen.

De jongen met de witte stok staat midden op het plein te draaien. Daar op die plek komen de geluiden van alle kanten. Het is alsof hij probeert een naald in de juiste groef te krijgen, alsof hij een geluid uit die brij wil filteren dat hem in een rechte lijn naar zijn bestemming zal brengen. Het lukt niet. Hij is blij met de arm, die hem tussen al dit verkeer, tussen auto’s en bussen, tot op het juiste tochtige perron zal brengen. Waar binnen enkele minuten de bus zal komen. Die arm is de jouwe. En voor heel even lijkt het alsof je zelf iets minder verloren bent gelopen. Alles gaat weer door, zoals het altijd was.

Soms lopen de foto’s in je hoofd door elkaar. Van wat was en wat had kunnen zijn. Alsof alles er is. Althans daar. Soms omarmen ze je, als in een warme jas. Soms sluiten ze je buiten. Wijzen je lachend op hun beeldzijn. Soms kun je ze aanraken. Soms is alles daar.

Het moment van de overstap. Je zou kunnen wachten hier. Op de snelle trein. Of nu meteen de trage trein nemen. Misschien heb je aan het einde van de rit niets gewonnen tegenover de snelle trein die nog moet komen. Alleen is het wachten veranderd in traag bewegen. Heb je vermeden dat je nu alleen zou achterblijven in dit station. Alleen tussen zoveel andere mensen. Al is het maar voor even. Je komt hier zeker vandaan. En toch. De keuze is gemaakt.

Het huis warmt langzaam weer op. Wie zou ooit de warmte hebben uitgevonden? Het is een goed idee. Ze komt langzaam dichterbij. Straks zal er een moment zijn waarop ze je helemaal heeft ingenomen. Nog voor je het koud had kunnen krijgen. Voor ze je had kunnen verlaten.

Het beweegt gewoon. Soms vindt het zichzelf weer terug. En soms niet. En zo gaat het door. Zo ga je door.

Geen opmerkingen: