21 augustus 2010

Dichterbij


‘Heb je alles goed kunnen zien?’
‘Ja hoor.’
‘En beviel het je?’
‘Ja, nog steeds, wat dacht je?’
‘Dan is het goed.’
‘Het is zo stil hier. Alsof het landschap op iets wacht.’
‘Misschien is het geen wachten, is het gewoon stil worden. Als een vorm van gulheid of zo.’
‘Ja, dat zou ook kunnen. Wat denk je?’
‘Ik dacht net aan de klaprozen die we onderweg zagen. Vaak heb ik de indruk dat er rondom die bloemen iets is dat lelijk is. Alsof elke klaproos een overwinning is op de oprukkende lelijkheid. Het maakt me gelukkig en droef tegelijk, ik kan het niet goed uitleggen.’
‘Ik begrijp het wel, denk ik. Het raakt me telkens zo dat de kleur van die bloem zo hevig is, bijna een soort knal in het landschap, terwijl die bloem zelf zo ongelooflijk fragiel lijkt, en ook is, waarschijnlijk.’
‘Het is wel een troost dat ze elk jaar op deze plek terugkomen. Alsof ze in winterslaap gaan.’
‘Misschien is dat een mooi plan, elk jaar terug naar die plek komen, om te kijken naar de klaprozen.’
‘Maar ik vind dat we dat niet mogen afspreken, we zouden het vanzelf moeten doen. Het mag nergens genoteerd worden, in een of andere agenda. We mogen niet al enkele weken van tevoren tegen elkaar zeggen dat we naar de klaprozen moeten gaan. Het zou op een bepaalde manier spannend moeten zijn, elk jaar weer. Het moet kunnen mislukken. We moeten het risico lopen dat we elkaar zullen teleurstellen.’
‘Oei, dat is wel veel risico voor mij.’
‘Ik weet het, maar zo zou ik het willen.’
‘Misschien mag je er wel even iets over zeggen op oudejaarsavond, als compromis. Wat denk je?’
‘Daar kan ik wel mee leven.’
‘Oef.’
‘Je lijkt me al de hele tijd zo onrustig, wat is er eigenlijk?’
‘Ik weet het niet zo goed. Of misschien wel. Het is zo verwarrend.’
‘Wat dan?’
‘Met wat er nu allemaal gebeurt, is het alsof er iets dichterbij komt wat ik eigenlijk wel heel graag wil. En dat brengt me in de war.’
‘Nog altijd?’
‘Ja, nog altijd. En misschien zal het wel nooit overgaan. Soms krijg ik ineens de bibber, als ik sta af te wassen of zo. Iets zegt me: het gaat nu echt gebeuren. En dan is er meteen een andere stem die zegt: maar er zal wel weer iets mis gaan, net voor het zover is, let maar op.’
‘Kun je niet gewoon vertrouwen dat alles gewoon in orde zal komen. Je hebt al zoveel voorzorgsmaatregelen genomen. Je hebt al zoveel dingen bedacht om de controle te houden, om risico’s te vermijden. Misschien moet je het nu maar gewoon laten komen allemaal.’
‘Dat probeer ik dan ook altijd tegen mezelf te zeggen. Maar het lijkt niet altijd te helpen.’
‘Ik denk soms dat je veel te hard bent voor jezelf. Al bij al ben je alles netjes aan het organiseren, misschien wel beter dan veel anderen zouden kunnen.’
‘Denk je soms niet dat ik veel te weinig spannend ben? Ik zal nooit met een parachute uit een vliegtuig springen. Alle spannende dingen gebeuren in mijn hoofd. En dan nog.’
‘Ik vind het wel goed dat je niet in dat vliegtuig kruipt. Maar misschien moet je me af en toe wel wat meer vertellen over al die spannende dingen.’
‘Ja ja, dat zal wel.’
‘Eigenlijk is het wel mooi om je te zien worstelen met alle dingen.’
‘Ja?’
‘Ja, toch wel. Vroeger stoorde het me soms, te zien hoe je zoveel energie blijft steken in al dat gewriemel en gepieker. Nu begrijp ik het beter, denk ik. Niet dat ik er altijd de zin van inzie, maar dat is niet zo erg.’
‘Ik zou het soms ook wel anders willen, maar ik heb het aanvaard.’
‘Heb je ook die man gehoord, daarnet voor ons in de winkel?’
‘Ja, wat was dat?’
‘Ik werd zo kwaad. Bijna was ik naar hem toe gestapt om tegen hem te gaan brullen of zo. Dat mensen zo dom en egoïstisch kunnen zijn, en er dan tegelijk ook nog trots op, dat kun je toch niet vatten?’
‘Nee, dat is zo.’
‘Ze zeggen dat je milder wordt met het ouder worden, maar bij mij is dat toch niet echt het geval, integendeel, denk ik soms.’
‘Bij mij is het gemengd. Je wordt milder, maar tegelijk kun je minder tegen onzin. Het is trouwens ook niet zo dat je minder droomt, als je ouder wordt. Soms wordt dat zo voorgesteld, maar daar klopt dus niets van.’
‘Wees maar gerust. Maar misschien moet jij wel leren om sommige dromen uit te laten komen.’
‘Vooruit, omdat jij het vraagt. Maar sommige dan, toch niet allemaal hoop ik?’
‘Grrrrr.’

Geen opmerkingen: