26 augustus 2010

Klein dipje

Je hebt het wel eens. Een klein dipje. Je hebt misschien die nacht net iets te weinig geslapen. Je werd wakker midden in een droom, en kwam daarna maar moeilijk weer terug in de slaap. Je leek er vooral in en uit te waden. Dromen zonder zijmuren, waar je in en uit kon gaan. Maar je had je voorgenomen om die ochtend toch op tijd op te staan, wat je dan ook doet.

Je doet de nuttige dingen van de dag, en voelt al dat je je een heel klein beetje voort moet slepen. Iets sluimert ergens. Een voorzichtige vermoeidheid, niet ingegeven door inspanningen. Die zouden zorgen voor warme spieren, je zou nog een beetje nazinderen. Zo niet dus.

Je gaat even liggen, zo na de middag, en voelt hoe het je goed doet. Je drijft weg naar een zoete slaap, of iets wat daarop lijkt. Heel even.

En dan, net die dag, kom je ergens niet meer uit. Je zet je klaar met je boek om te lezen, en het is alsof je naar binnen gezogen wordt. Je lijkt weg te schuiven van de letters op het blad, naar een andere wereld. Met beelden, alsof een droom de hele tijd doorloopt, ergens parallel, je moet alleen inpluggen.

Je voelt het aan de druk op je oogkassen. Alsof je te laat hebt zitten lezen. Je voelt het aan je adem. Die je telkens naar je toe moet halen. Je zou het aan je stem horen, mocht er iemand zijn tegen wie je iets zou zeggen.

Deze hapering heeft ook voordelen. Je gaat kijken naar wat het je zou kunnen leren. Misschien ben je gewoon rustig. Misschien geef je zo de kans aan de restanten van die – nu je erover nadenkt – verschillende te korte nachten om langzaam uit te vloeien. Het is goed dat je je nu even niet op gang hoeft te houden, in het ritme van een werkdag. Het ritme dat je meteen ook een richting zou geven. Het zou je gewoon kunnen overnemen. Je zou nooit terecht komen bij de open plekken in je bos. Je zou kunnen blijven bewegen, en de energie zou wel komen. Misschien is het goed om even niet toe te geven aan die gemakkelijke weg. Voor heel even toch.

Je blijft kijken. Er lijkt een licht ruisend verdriet te zijn, heel aarzelend. Misschien is het de weemoed van enkele dagen geleden, die nu ook je lichaam heeft ingenomen. Misschien is het iets dat een klein beetje groter is dan dat. Het is alleszins zorgvuldig opgespaard, ergens in dat lichaam. Alleen in momenten van vermoeidheid laat het zich zien. Alsof er dan ook enkele zijmuren weg zijn, en het zich vrijer kan bewegen.

En je kijkt. Er is geen directe aanleiding. Misschien heb je het lichaam van een herkauwer, onbewust maar rustig malend, alles netjes verwerkend. Misschien is dat wel een mooie gedachte. Dat je niets kunt wegtoveren of snel even over een rand duwen.

En je kijkt, en je weet. Heel lang wenen nu, het zou iets bevrijden, zo lijkt het. Het zou iets met je buik doen. Je zou niet weten waarom, maar je ziet waar ze zitten, die tranen. Of iets met huid en heel veel handen. De drempel er naartoe zou even moeilijk zijn, maar het resultaat hetzelfde. Waarschijnlijk. Je ziet het allemaal.

Je voelt je bijna dankbaar voor dit kleine dipje. Voor wat het je liet zien. Hoe mooi alles in elkaar zit.

Je ademt even diep in en uit, en trekt jezelf weer op gang. De juiste muziek wordt gekozen. Het eten moet worden gemaakt. Het was een voornemen voor die dag. Om iets anders te maken. Om jezelf te verrassen met iets wat bijzonder zou smaken. En je doet het, omdat je het zo had afgesproken met jezelf. Je trekt jezelf uit de achterhoede van het kleine dipje. Zoals je kunt spreken en zo die diepe zware stem weer op gang kunt trekken. Zoals je door hard te gaan fietsen minder moe kunt worden. En je komt weer in een ander ritme. Je zoekt naar woorden voor een verhaal dat geschreven zou kunnen worden, en ze stromen naar je toe.

En ’s avonds, als het laat is, buig je nog even om de dag te bedanken. Je kijkt nog een laatste keer, nu met meer afstand, en ziet dat het goed is.

Geen opmerkingen: