28 oktober 2010

De dozen

Je schuift met de dozen. Telkens een beetje plaats maken om weer iets uit te laden of af te werken. Hoe je leven in dozen kan zitten. Soms ga je even zitten om te kijken. Weggaan om beter verder te kunnen gaan, dat was het misschien wel. Alle dozen zullen leeg gemaakt worden. Misschien zal het nog even duren. De dingen moeten hun plaats vinden. Ze moeten je verder beschermen, in de tijd die komt, dus moeten ze hun goede plek vinden. Zodat ze je kunnen omringen met net genoeg herinneringen. Wat te veel is, mag dit keer weg.

Hoe je opzag soms, tegen elke stap. En hoe je tegelijk verlangt naar het achterlaten van ballast. En hoe je voelt dat dat dichterbij komt.

De mevrouw in de winkel zegt dat je een zwarte streep op je hoofd hebt. Dat zou kunnen zeg je. Je komt net uit een vieze en donkere kelder, die ook leeg gemaakt moest worden. Die kelder leek de zwaarste dobber. En toch is het ook grotendeels gelukt. Je denkt aan het geluid van de grote machine op het containerpark, die de grote brokken in elkaar perst. Je wilde dat ze weg waren, ze zijn weg.

Een andere mevrouw, in een andere winkel, bijna een week geleden. Je moet ook nog even een nieuwe fluitketel kopen, de oude komt niet meer in aanmerking voor verder gebruik in het nieuwe huis. Je bent zo moe dat je niet op het woord komt. Zo’n ding om water te koken, probeer je. De waterkokers staan daar meneer. Nee, geen waterkoker, maar zo’n ding om water op te gieten in een koffiefilter. Aha, een fluitketel, meneer. Inderdaad, een fluitketel. Nee, die hebben we hier niet.

Het is goed om geduwd te worden. Het is goed dat er mensen zijn die je telkens over een drempel duwen. Je zou het misschien vroeger nooit toegestaan hebben. Nu geniet je ervan. Het ontroert je, steeds weer.

De twee mannen brengen de wasmachine binnen. Het is een mooie machine, denk je nog even. Je durft er nog niet goed aan komen. Misschien toch nog maar een dagje wachten. Het zou te veel worden. Je weet trouwens niet meer in welke doos de wasknijpers nu zitten. Eerst moet je die vinden, eer er gewassen mag worden. Kwestie van jezelf toch voldoende kort te houden…

Misschien is het de vermoeidheid. Ineens overvalt het je. Je ziet dat iets niet werkt zoals het zou moeten. Even is er totale paniek. De dingen moeten wel allemaal werken, alles moet normaal zijn of worden. De meest voor de hand liggende oplossing zou zijn dat er een kabeltje niet is bevestigd. Maar daar ga je even niet van uit. Tot je ziet dat het kabeltje inderdaad niet is aangesloten. Daarna werkt alles weer normaal. En eindelijk kan je rustig gaan slapen.

Je kijkt uit naar gewoon werken. Ook wel naar gewoon niets. Maar ook naar gewoon werken. Gewoon aan je tafel zitten, en woorden maken. Alles netjes afwerken. Een hele tekst, tot het einde. Alle berichten die nog moeten beantwoord worden. De taken die op je wachten. Gewoon doen, terwijl alles om je heen netjes opgeruimd is. Het zal ooit wel lukken.

De restdozen, dat zullen de moeilijkste zijn. De spulletjes die overal rondslingeren, en die je eigenlijk toch zo vaak nodig hebt. Op welke plaats zul je de nagelknipper leggen? En waar de kaarten van het cultuurabonnement? Waar de batterijlader? Het zal zich uitwijzen.

Je beseft dat je al weken leeft in: altijd doordoen. Misschien is de grote volle leegte die je zal overvallen als alle dozen leeg zijn en alles een plek heeft gevonden ook wel aantrekkelijk. Ze mag langzaam dichterbij komen, en zich klaarmaken. Even nog, maar toch niet meer zo heel lang.

Geen opmerkingen: