30 oktober 2010

Het zachte water


‘Gaat het?’
‘Ja, het gaat wel. Het doet gewoon deugd om dat warme zachte water te voelen.’
‘Het lijkt bijna een beetje op hoe je een klein kind een badje geeft.’
‘Ja, misschien wel. Maar laten we daar nu maar niet aan denken.’
‘Trek je er maar niets van aan allemaal. Misschien moet je denken dat je zelf het water wordt.’
‘En dan met mezelf wegvloeien?’
‘Zou je dat willen dan?’
‘Soms wel. Sommige dagen heb ik zoveel energie nodig om gewoon de dag door te komen. Alles komt dan op me af, allemaal tegelijk. En dan zou ik willen zeggen: stop allemaal, vandaag niet. Maar dat gaat natuurlijk niet.’
‘Het zou soms goed zijn als het wel ging. Zodat je jezelf even kunt terugtrekken. Al mag je niet te veel toegeven aan je verlangen om alleen te zijn op zo’n moment denk ik.’
‘Dat is waar. Het is op een bepaalde manier verleidelijk om alleen te zijn als je verdrietig bent. En het is soms ook wel goed, maar niet altijd.’
‘Heb je soms ook niet het gevoel dat je gewoon even alles uit handen zou willen geven. Niet dat je het op zou willen geven, maar wel gewoon even van jezelf verlost of zo. Even alles naast jezelf neerleggen. Zoals je een zware doorweekte mantel aflegt.’
‘Ja, dat gevoel ken ik goed. Maar als je die mantel neerlegt, ben je zo kwetsbaar, zo naakt. Ook dat is niet gemakkelijk.’
‘Dat is zo. Maar nu is het gewoon warm en veilig.’
‘Het is raar soms. Je bent bezig, zoveel mogelijk. Soms gaan de dingen goed, en lijkt het alsof je de dingen aan kunt, alsof je voor de wereld gemaakt bent. En soms gaat het niet, en dan is het alsof door een scheur in je huid iets van het kleine kind zichtbaar wordt. Alles wat je vroeger dacht of wilde als kind, zoals iemand die je koestert en zegt dat alles goed zal komen, dat de storm aan je huis voorbij zal gaan, dat blijkt er dan nog allemaal ergens te zijn.’
‘Zou dat niet normaal zijn? Zouden we dat niet allemaal willen af en toe? Soms denk ik wel eens dat veel van die mensen die zo geweldig geslaagd zijn in het leven in wezen gewoon andere mechanismen gebruiken om diezelfde verlangens te voeden.’
‘Dat zou best kunnen.’
‘Wat denk je nu?’
‘Niet veel eigenlijk. Het is alsof dit voor eeuwig mag doorgaan. Nu is het toch zo, voor zo lang dit duurt. Ik wil even niet aan iets anders denken. Niet aan morgen, niet aan overmorgen.’
‘Straks zul je wel goed slapen, denk ik. Gewoon jezelf overgeven aan de nacht, er kan je niets gebeuren nu.’
‘Ja, zo voelt het wel.’
‘Is het water nog warm genoeg?’
‘Ja hoor, het is perfect zo.’
‘Het zou mooi zijn als je zo simpel als dit bij een ander zijn of haar pijn zou kunnen wegnemen.’
‘Zou je dat willen dan?’
‘Soms wel. Soms zou ik het willen kunnen, bij mensen die me dierbaar zijn, om iets van hun verdriet of pijn gewoon weg te nemen. Het voorzichtig vanonder hun huid vandaan halen, het nog even in je handen bekijken, en het dan wegleggen. Ergens aan de rand van de weg of zo. Voorzichtig, maar ver genoeg.’
‘Het klinkt mooi, als je dat zo zegt. Misschien doe je het soms al wel.’
‘Ik weet het niet, ik denk het niet eigenlijk. Soms vind ik het moeilijk dat je alleen een beetje kunt verzachten, een beetje kunt troosten.’
‘Misschien is dat wel genoeg. Soms hebben we allemaal wel het verlangen dat een ander alles zal zijn, het ontbrekende stuk van jezelf, waardoor je weer heel zou kunnen worden. Maar zo is het natuurlijk niet. En het is ook geen eerlijke verwachting. Misschien mag je wel helemaal niets verwachten, waardoor je intenser kunt genieten van elk moment dat je gewoon samen bent. Ik zeg het nu allemaal wel erg wijs en zo, maar zelf ben ik er nog lang niet aan toe, denk ik soms.’
‘Dat geeft toch niet, vanavond alleszins niet. Ik herinner me hoe ik vroeger soms panisch kon zijn als het nacht werd. Doodsbang was ik om te slapen, en tegelijk wilde ik niets liever. Misschien wilde ik gewoon dat er iemand in de buurt was.’
‘Die je zou beschermen tegen alle monsters?’
‘Ja, natuurlijk. Heb jij dat nooit gehad?’
‘Ja hoor, wat dacht je?’
‘Het zal bij iedereen wel zo zijn. In elk geval, het slapen heb ik ondertussen wel geleerd. Maar soms herinner ik me die angst nog. Dan herinner ik me weer hoe het was, en wat het met me deed.’
‘En nu ben jij diegene geworden die een ander gerust kan stellen. Dat is toch mooi, of niet soms?’
‘Ja, misschien wel.’
‘Laat het maar gewoon toe, ik vind het alleszins geweldig.’
‘Dan is het goed. Maar ik denk dat het water nu toch een beetje koud begint te worden.’

Geen opmerkingen: