09 november 2014

Het hout

Als je na een mooi Bachconcert weer naar huis gaat, heb je telkens weer dat bijzondere gevoel. Veel gevoelens samen, waaronder – nog los van de kwaliteit van de uitvoering – ook iets als een dankbaar ontzag voor zoveel muzikaal meesterschap van de componist. Het volle besef dat je muziek hebt gehoord van een componist uit de eredivisie, en tegelijk een dankbaarheid, enkel al maar omdat die muziek bestaat. Dat soort dankbaarheid kun je ook hebben na het lezen van een boek van Jeroen Brouwers. Wat hij kan doen met de taal, het blijft verbluffend. In zijn nieuwe roman Het hout zet hij op een bijna achteloos indrukwekkende wijze de woordwerkelijkheid naar zijn hand. Het boek is het wrange relaas van vreselijke toestanden in een jongenspensionaat in de jaren 50 en tegelijk een ingenieus taalkunstwerk.

De centrale figuur in het boek is broeder Bonaventura, of Eldert Haman. Het verhaal speelt in 1953, in een mannenkloostergemeenschap met jongenspensionaat in het zuiden van Nederlands Limburg, dicht tegen de Duitse grens. In het begin van het boek is Bonaventura al een met zichzelf worstelend personage. Hij is min of meer gedegradeerd tot surveillant en voelt zich – op een heel lijfelijke manier – niet thuis in zijn pij. Ontmenselijkt door het kloostersysteem, als symbool voor het instituut kerk in die tijd, is hij een willoze toeschouwer en misschien wel medeplichtige geworden.

Door zijn ogen en zijn piekerende geest ben je als lezer getuige van de verstikkende atmosfeer in het klooster en van het ware schrikbewind dat er heerst. Een groot deel van de broeders kan zijn handen niet thuishouden. De jongens zijn nergens veilig. Een van de broeders, Mansuetus, een soort nazibroeder (inclusief Duits accent) is verantwoordelijk voor een sfeer van vernedering en sadisme. Het hout staat voor het instrument waarmee de jongens worden afgeranseld. Er gebeuren vreselijke dingen, maar alles blijft netjes afgeschermd achter de muren van het hypocriete fatsoen. Kloosteroverste Benedictus, een akelige wereldvreemde man van ‘het’ systeem, houdt alles netjes in stand.

Eldert Haman was oorspronkelijk een van de weinige leken in de school, als leraar Duits. In het boek wordt duidelijk hoe hij stap voor stap in het klooster gezogen werd, waarbij hij ontdaan werd van elke wereldsheid. Haman werd Bonaventura. Een andere lekenleraar wijst hem er regelmatig op hoe hij een lafaard geworden is die niet de enige keuze durft maken die de juiste zou zijn: weggaan.  Bonaventura aarzelt geweldig. Op zijn manier probeert hij het anders te doen. Hij slaat of misbruikt de jongens niet, spreekt hen bij hun voornaam aan en laat hen zo een beetje in hun waardigheid, maar zich echt verzetten tegen wat hij ziet gebeuren doet hij niet. De situatie gaat voor hem naar een hoogtepunt in de vreselijke manier hoe er wordt opgetreden tegen twee jongens die een – volgens de broeders – iets te innige vriendschap hebben ontwikkeld.

Het is niet alleen het geweten van Bonaventura dat opspeelt. Er is ook Patricia, een jonge weduwe uit de wereld daarbuiten. Hij leert haar kennen bij een bezoek aan de tandarts. Ze voelen zich tot elkaar aangetrokken. In haar lichamelijkheid en haar woorden is zij alles wat hij niet is. Ze confronteert hem met zijn besluiteloosheid. Volgens de gestoorde manier van denken in het klooster zou Patricia kunnen staan voor al wat des duivels is. Maar in de feiten is het Bonaventura die in de onderwereld zit.

In het eerste deel van het boek, waar de beklemmende werkelijkheid in het klooster het sterkst aanwezig is, wordt er al even verwezen naar Patricia. Bonaventura komt dichter bij zijn persoonlijke moment van de waarheid. Het tweede deel schetst wat er in het klooster aan dat alles voorafging. Het derde deel brengt het licht van Patricia in het boek. Het verhaal komt uiteindelijk tot een climax, waarbij Bonaventura beslissende keuzes maakt.

Het hout is heel veel tegelijk. Het is een genadeloze afrekening met een wereld van structureel misbruik. Wat je als lezer te zien krijgt, is schokkend en weerzinwekkend. Brouwers beschrijft dat alles met gebruik van het katholieke jargon van die tijd, op een virtuoze en indringende manier die nooit grotesk wordt. De afrekening met het instituut kerk is af en toe wel behoorlijk hilarisch. Zo is er de onvergetelijke scène in de kerk die wordt klaargemaakt voor het bezoek van de bisschop op Witte Donderdag, waarbij er een en ander mis loopt.

In dat alles worden allerlei motieven als terugkerende spiegels gebruikt. Zo zijn er de talloze verwijzingen naar de idealen van Franciscus die daardoor hun pervertering bewijzen. Het is Bonaventura zelf die in hun omkering iets terugvindt van wat ze hadden moeten zijn. Er zijn ook allerlei verwijzingen naar het nazitijdperk. Het verhaal speelt zich af net na de oorlog. Een aantal mechanismen uit de donkere dagen heeft zich blijkbaar diep genesteld in het klooster, een oord van de duisternis, waar het licht ver weg is.

Er is de worsteling van het hoofdpersonage met de eigen demonen. Het gevoel van opgesloten zijn, niet kunnen handelen is typisch voor boeken van Brouwers. Er is de lijfelijkheid, in al zijn dimensies. De verstikkende kleding in de warme dagen. De lijdensweg van de tandpijn. Rammelende en desintegrerende lijven. Afzichtelijke personages. Maar ook het grote verlangen naar het andere geslacht, daar aan de andere kant van de muur. Het gestuntel met de ontluikende seksualiteit. Allemaal op en top Brouwers.

Maar er is dus ook, en bovenal misschien wel, de taal  van Brouwers. De benauwende verstikking van het klooster, de rusteloze besluiteloosheid, ze weerspiegelen zich tot op het niveau van de zinsbouw, met zinnen die in elkaar gedrukt lijken te zijn. Op andere momenten gaan de registers moeiteloos open in een genadeloze en wrange satire. Om daarna weer soepel om te schakelen naar de wereld van de vrouw, de wereld van het licht.

Brouwers heeft zelf in zijn jonge jaren een tijd doorgebracht in een dergelijk jongenspensionaat. Die periode, vooral dan de sfeer van vernedering, heeft hem erg getekend. Misschien kun je wel zeggen dat het superieure meesterschap waarmee hij sommige herinneringen van toen tot een verhaal heeft gemaakt waar hij als schrijver volledig soeverein de baas van is de ultieme afrekening en dus bevrijding is van het toen. Ze kunnen hem niet meer raken. In niets kunnen ze zijn taalkracht verstoren.

Het hout is een heel bijzonder boek. Het zuigt je als lezer in een wereld die je misschien niet wilt zien, maar die moet gezien worden. De taal die je meevoert is geen roetsjbaan, maar heeft meer van het beheerste meesterschap van Bach. Je voelt een hand die alles kan, maar het niet noodzakelijk de hele tijd moet etaleren. En na de laatste bladzijde besef je dat dit boek nog een tijd aan je zal blijven kleven.

Geen opmerkingen: