27 september 2015

Hoe gaat dat, de tijd die verder gaat


Goede vriend Willy

Bijna had ik gezegd: het was weer jouw feest vandaag. Het zou gemakkelijker zijn als ik dat kon zeggen. Jij zou waarschijnlijk antwoorden: maar natuurlijk, het was toch de bedoeling dat het een feest zou zijn, of zoiets. Een beetje dan. En het feit dat ik in de war ben over de openingszin van mijn jaarlijkse brief aan jou is misschien wel een goed teken. Het wil zeggen dat ik gedacht heb aan het leven. En dat was alleszins iets dat je wou, denk ik toch.

We waren weer daar dus, vandaag. Honderden mensen kwamen langs om te fietsen, of te wandelen. Waar ik zat, was het een beetje frisjes, ik moet het toegeven. Maar ik was er in warm en dierbaar gezelschap. Soms, als de mensen elkaar verdrongen om toch maar zo snel mogelijk ingeschreven te worden voor de fietstocht, dacht ik wel: wees nu toch eens een beetje rustig en respectvol. En toen dacht ik dat ik jou hoorde zeggen: ‘Jan, je bent oud aan het worden, het is toch leuk die chaos!’
Maar ik heb ook onnozel gedaan natuurlijk, een klein beetje toch.

Ik moet je bekennen dat ik altijd een beetje verlegen ben, als ik daar ben. Ik laat dat natuurlijk niet merken. Het voelt als een voorrecht om daar te mogen zijn. Ik zou graag deemoedig het hoofd willen buigen voor het leven. Ik zie daar, elk jaar opnieuw, mensen die een dierbare verloren aan diezelfde kloteziekte die jou trof. Ze zijn daar telkens weer, en ze herdenken niet zomaar, ze herleven ook, in de zin van het leven verder zetten. (Ik zie nu voor me hoe je je ogen zou samenknijpen om verder aan de slag te gaan met dat woord her-leven, het zou iets voor jou zijn.) En ik zie daar, mensen die de ziekte al in hun lijf hebben. En ik zou dus eigenlijk alleen het hoofd willen buigen, of zoiets. (De tranen komen altijd pas wanneer ik weer thuis ben, en me aan het schrijven zet, van mijn brief aan jou.)

Het is raar, of misschien niet, maar elk jaar verloopt het ongeveer zo. Als ik vertrek van daar, en de hoek omdraai van de school waar we samenkomen, weer op weg naar de trein, komen er zoveel beelden in mijn hoofd. En dit jaar was er deze zin: ik weet niet goed hoe dat gaat, de tijd die verder gaat. Ik schrok zelf een beetje van die zin, maar dat hij komt, dat zal dus wel iets willen zeggen.

Men zegt het wel eens, nogal simplistisch, dat het leven verder gaat. En dat is natuurlijk ook zo, en dat heeft ook iets dat heel mooi is. Maar soms vind ik het ook verwarrend. Het zal wel het kind in mij zijn, maar soms weet ik niet goed of ik iemand die gestorven is in mijn hoofd ook ouder moet laten worden. Meestal niet. Meestal is het goed om het beeld te houden van hoe het was. Maar vandaag was het op een bepaald moment ineens alsof je naast me zat zoals je nu zou zijn, als je nog zou leven in dit leven. (Ik weet dat die zin ook wat verwarrend is, maar ik krijg het even niet beter uitgelegd.) Alsof je dus gewoon al die jaren verder ouder zou zijn geworden. En het klopte heel erg, al kan ik niet uitleggen waarom.

Terwijl je naast me zat, was ik aan het kijken naar je kinderen. Aan je kinderen kun je zien dat de tijd verder gaat. Het is mooi, en troostend. En soms doet het je schrikken. Misschien schrik ik er soms van omdat ik zelf geen kinderen heb. Op een bepaalde manier is het gemakkelijker je eigen jaarringen te zien in kinderen, van jezelf of een ander, dan in jezelf. En, in een moment van dapperheid, wou ik het je vragen. Is het niet mooi, te zien hoe het leven verder gaat? Kijk, ze zijn allemaal daar. Zoveel mooi leven. En ik voelde hoe de ouder geworden jij zat te glimmen, met een ingehouden glimlach. En tegelijk was het alsof ik voelde hoe de niet ouder geworden jij tranen in de ogen kreeg. (Ik kan het weer niet uitleggen, maar iets in die aard.)

Je kunt tegelijk aanwezig en afwezig zijn. Dat voel ik elk jaar daar. Soms voel ik hoe je daar rustig rondloopt, zonder iets te zeggen, en af en toe knikt. En soms verlies ik je even uit het oog. Soms is het ook zo alsof ik je, als de trein al terug is vertrokken, daar beneden ergens zie fietsen, helemaal alleen. Misschien is dat wel het antwoord op de vraag wat het betekent, dat de tijd verder gaat. Dat je tegelijk aanwezig en afwezig kunt zijn.

De werkelijkheid, met de tijd daarin, het heeft iets dwarsigs. Soms zou je een mooie zin willen kunnen maken die de tijd even stil zou kunnen leggen. Een zin die alles heelt, weer heel maakt. Maar ook dat verlangen is gedoemd om te falen natuurlijk. Dat is ons lot. Jij had ook wel iets dwarsigs. En als ik daaraan denk, besef ik dat het misschien niet zo erg is dat ik die ene zin niet kan bedenken.

Misschien geldt het trouwens ook wel voor mij, en voor ons allemaal die er waren, dat we aanwezig en afwezig tegelijk waren. Gedachten hier, en gedachten daar. We zagen onszelf, en we zagen jou. En we zagen hoe de tijd verder ging, en we begrepen dat niet helemaal, alleen maar een beetje. We zagen het leven, en we zagen de dood, herinnerd of aangekondigd.

Dat we het leven zouden vieren, ik denk dat je dat wilde. We doen ons best, denk ik. Een beetje stotterend in mijn geval. Maar dat zou je niet zo erg vinden, denk ik. Het lukt me nooit helemaal, de brief schrijven die ik ergens voor me zag. Maar volgend jaar schrijf ik er weer een, dat is ook al iets.

Geen opmerkingen: