09 januari 2016

Stukjesomwegen

Welke omwegen zou je kunnen gebruiken om een stukje te schrijven.

Je zou het kunnen hebben over het geluid van de toetsen op je laptop. Vooral als je ze heel zachtjes aanraakt. Hoe het je ook zelf in een ritme brengt. Hoe je verdwijnt in die letters op het scherm. Hoe het ook een vorm van thuiskomen is. Telkens weer. Het zou je kunnen leiden tot gedachten over wat je met je vingers zou willen kunnen doen. Het zou je dingen kunnen doen zeggen over een verlangen naar thuiskomen.

Je zou het kunnen hebben over de plaat die je hoort op dit eigenste moment (van het schrijven dus). Een plaat met een geschiedenis. Ze was ooit verbonden met je ziekte. Je had ze bij je voor in de walkman terwijl je in het ziekenhuis lag. Sindsdien is die plaat als een plek waar je weer naartoe kunt gaan. “If this were the last night of the world, what would I do?, what would I do that was different, unless it was champagne with you.” Eindeloos vaak heb je dat ene liedje op die plaat al gehoord. En telkens raakt het een plek. Die plek waar je naartoe kunt gaan. En je zou iets kunnen zeggen over de liefde. Ergens zou je iets voelen, herkennen, over hoe groot het is. Je zou iets kunnen vertellen over de angst die je sindsdien hebt. De angst dat woorden over graag zien zomaar niet zouden uitgesproken zijn. Dat ze zouden kunnen verdwijnen voor ze gezegd worden. Door de dood. En hoe je dat altijd uitlegt aan wie je graag ziet, die onrust, omdat je het niet anders kunt dan zo.

Je zou het kunnen hebben over hoe stil het wordt rondom jou, terwijl je zit te schrijven. Hoe je huid anders voelt. Alsof je op een of andere manier met jezelf samenvalt. Door de woorden die je ziet verschijnen. Een omweg over een omweg als het ware. En je zou iets kunnen zeggen over samenvallen met jezelf, soms. Over overgave. Over het terugtrekken in jezelf. Over kwetsbare flanken die openliggen. Over bewegen op dat stuk van het veld, waar je onbeschermd bent, waar je alleen onbeschermd kunt komen.

Je zou het kunnen hebben over de muren van je huis. Hoe je door de grote ramen naar buiten kunt kijken, en alles zien. Maar hoe je ook weet dat jou niets kan gebeuren, als het daar buiten stormt. Want het huis beweegt niet, als het stormt, het blijft staan. Je zou iets kunnen vertellen over veilig. Over dat moment waarop je je veilig voelt. Over dat moment waarop je zou willen zeggen: het is veilig. En over wat er dan wel of niet kan gebeuren.

Je zou het kunnen hebben over de foto’s aan je muur. Over de trage rust in die foto’s. En ook de tijd. De tijd die aanwezig is in de foto’s. En de genade die uitgaat van die gedachte, dat de tijd aanwezig is. En je zou iets kunnen zeggen over hoe mooi ze is. En wat de tijd daarmee te maken heeft. En hoe je even twijfelde aan jezelf, hoe je je even schaamde. En hoe er toch iets was dat zei: dat hoeft niet. En hoe je dacht: misschien kan ik het risico lopen om dat te geloven.

Je zou het kunnen hebben over de lucht die je zag, tijdens het fietsen. Hoe de lucht zei: dit ben ik, dit is wat het is. Een lucht die zei: we hebben alle tijd, dus hebben we geen tijd te verliezen. En dat dat geen tegenstelling is. En je zou iets kunnen zeggen over waar je in je leven bent aanbeland. Het moment waarop alles ertoe doet.

Je zou het kunnen hebben over dat moment waarop je wankelde, toen je van de fiets stapte. Nadat er zoveel tegenwind was geweest. En je zou iets kunnen zeggen als: als je wankelt, ik sta achter je, je kunt niet vallen. Je zou iets kunnen zeggen als: als het pijn doet, mijn handen zijn er ook nog, en ze blijven.

Je zou het kunnen hebben over de foto van je grootvader die je uit de doos haalde. En alles wat je ziet daar, op die foto. Iets wat vanzelfsprekend is, iets wat getekend is door de dingen, iets van een rust, iets van een aanvaarden van het moment, iets van een wachten, rustig wachten. En je zou iets kunnen zeggen over hoe het is, doorheen de tijd in het lichaam van anderen schuiven, of omgekeerd, je weet niet hoe het juist zit. Het is een plaats van geduldige verwarring, tussen bestemming en getekend zijn door wat je niet zelf koos. Je zou, het is toch hetzelfde lichaam, iets kunnen zeggen over hoe het is, als iemand anders in jou komt wonen. Waardoor je nooit ver moet gaan als je haar wilt bezoeken.

Je zou het kunnen hebben over het licht dat ’s nachts door de gordijnen komt. Die nacht toen je zo rusteloos was. Toen je lichaam maar heen en weer bleef gaan. Toen je de beklemming voelde. Hoe je even weer opstond, om door het huis te gaan. En het licht was er nog, het had daar de hele tijd op je gewacht. Het licht was klaar om je te omarmen, als dat ooit op een bepaald moment nodig zou zijn. Net als dat beeldje dat naast je bed staat, aan de andere kant. En je zou iets kunnen zeggen over hoe moeilijk het is, die gedachte. Dat je daar zou liggen, gekwetst of gedeukt of onder handen genomen of teruggebracht naar toen, naar de littekens. En dat er dan iemand zou zijn, dat zij er dan zou zijn, om je te zeggen: het komt allemaal goed. En dat de vlucht dan voorbij zou zijn, of zo.

Geen opmerkingen: