17 januari 2016

Waar de verhalen elkaar raken

Soms ben je niet bestand tegen verhalen.

Misschien waren er veel kankerverhalen bij elkaar op enkele dagen. Misschien kwam het daardoor dichtbij, kwam het daardoor terug.

Je zit in het ziekenhuis naast het bed. Jullie praten. Het wordt een verhaal over wat kanker deed, en doet. Hoe het in een leven binnenkomt. Hoe het dingen neemt.

Je merkt tijdens het gesprek hoe je stem naar binnen kantelt, tot ergens diep in jezelf. Je praat traag en diep.

Daar waar je buik is, daar zit je stem, denk je. Daar waar je buik aan te raken is.

Wat het doet met de liefde, daarover praat je. Hoe het je bang kan maken, voor woorden die nog niet gezegd zouden zijn. Een liefde die zou evaporeren, nog voor ze een bedding gevonden heeft.

Je weet niet hoe vaak je dit verhaal verteld hebt. Het moet zo, denk je. Het is goed, op een of andere manier.

En terwijl je het zegt, denk je aan die en die en die en die en die en die en die…

En zij in het bed, en jij naast het bed, jullie delen iets. Misschien wel heel concreet, zo zou kunnen blijken binnen enkele maanden.

En je denkt nog even aan de avond daarvoor, toen je mocht kijken naar het dansen. De verhalen. Die en die en die en die…

Verhalen over monsters ergens in het water, diep beneden. Niet weg, maar daar. Nog steeds.

En je denkt: dit is het leven. En je denkt aan die en die en die en die en er komt alleen: ik zou graag hebben dat ze gespaard waren. Het is een gedachte die nergens op slaat, denk je. Het is volledig buiten jouw handen, denk je. Je kunt niets doen, denk je. En toch: ik zou graag hebben dat ze gespaard waren.

Een verpleegster met een mondmaskertje komt binnen. Het is tijd voor jou om te vertrekken.

En zodra je een voet buiten de kamer hebt gezet, terwijl je door de gang loopt, komen ze. De lift neem je niet, je zou niet willen dat iemand je ziet, dat je zo dicht bij iemand zou staan, terwijl ze komen. Je neemt de trap, en ze komen. De tranen.

Even ben je de richting kwijt, als je buitenkomt. Je weet niet meteen waar je fiets staat. Je loopt om, en ziet waar je moet zijn.

Het komt als een golf over je heen. Je denkt: ik moet haar bellen, nu, nu, nu. Je denkt: misschien weet ze niet wat ik voel, wat ze is voor mij. Je denkt: ik moet haar zeggen dat ze niet dood mag gaan. Je denkt: ik moet zeggen dat ze goed voor zichzelf moet zorgen. Je denkt: als er een draak is, ik sla hem persoonlijk de kop af. Je staat helemaal te trillen.

Misschien waren er die dag al te veel emoties geweest, te veel schoonheid. En kwetsbaarheid in het oog van zoveel. Misschien ligt het daaraan. Eerst naar huis rijden, denk je. En dan pas bellen. Je zou je misschien een beetje belachelijk maken, ze zal heus wel betere dingen te doen hebben.

Er komen nog verhalen bij. Je slikt, twijfelt. En zegt het daarna toch nog maar even. De korte samenvatting. Je probeert het gesnotter weg te duwen.

Daarna denk je: ik heb het toch gezegd, misschien is dat al goed.

En later nog meer verhalen. Verhalen voor de avond, voor de nacht. Je voelt je langzaam wegschuiven in de verhalen. Er is iets met een warm bad. Ja, zeg je.

En nog meer verhalen. Ze komen dichtbij. Dit is het leven, denk je.

Je verontschuldigt je, misschien wel nauwelijks hoorbaar. Voor wat het met je deed. En voor de plots opkomende onrust die het kan veroorzaken. Dit gaat alleen maar over het leven, zou je willen roepen. Dat je het zo graag wilt, zou je willen roepen. Een leven dat even blijft, binnen het leven. Of zoiets, je krijgt het weer niet gezegd.

Later hoor je iets over mooie jaren. En je zou alleen maar willen zeggen: ja.

En meer moet er niet zijn.

Geen opmerkingen: