11 augustus 2018

Hardcore

Het is nog warm, bij het begin van de week.

Na het maken van de foto ga je snel weer naar huis, om daarna weer te vertrekken. De trein, voor een bezoek bij een goede vriendin, in een andere stad. Het is een mooie gewoonte, er is iets van rust in, hoe de tijd beweegt. Mooie gesprekken, over kinderen en ouders, over waar je machteloos bent. Je wenst haar zoveel. Het is warm buiten. De soep is lekker. Je ziet iets van de tijd die jullie delen. Het maakt je dankbaar.

Die avond. Je moet nog een stukje schrijven. Het zit al een paar dagen in je hoofd te wringen. Het is er nog niet helemaal. Het zal moeten komen in het schrijven. De woorden zullen je meenemen naar wat je zult schrijven. Iets in jou roept het uit van kwaadheid. Terwijl je schrijft, voel je waar je naartoe gaat. Het is klaar. Het zal twee dagen later gepubliceerd worden. Je weet niet helemaal zeker of het wel goed is, of je iets nieuws gezegd hebt. Er mag een nacht over gaan.

De warmste dag van de week.

Je doet het tijdschrift open, begint erin te bladeren. Ineens zie je iemand die je kent. Tot je beseft dat je het zelf bent. (Het is onnozel, maar zo is het echt, er zit een soort herkenningstraagheid in je hoofd, zeker voor afbeelding van jezelf.) Het is wat, met die vliegtuigen. (Het maakt je eigenlijk een beetje verlegen. Misschien moet je proberen het te omarmen, of zoiets.)

Je stuurt het stukje door, het is uit je handen. Het is telkens een beetje raar, wat er daarna gebeurt. Dan is het daar, ergens. Mensen gaan het lezen, misschien, misschien een paar. Het zal bewegen in hun hoofd, misschien. Het gaat ergens naartoe. Het blijft een mysterie, hoe dat werkt. Het verwart je, steeds.

Die nacht sta je op om naar de wind en het onweer te kijken. De bomen voor het raam zwiepen heen en weer. Je ziet de dreiging, daar. Je voelt je veilig, hier. Het is ooit anders geweest.

Een andere dag. De ochtend is anders dan de vorige, de ochtend ademt anders dan de vorige.

Je bladert door de ene krant. Je ziet een groot stuk, waar jij een groot stuk van schreef. Het is wel fijn dat jouw naam er dit keer niet bij staat. Je bladert door de andere krant. Je ziet iemand die je kent, je bent het weer zelf, stel je vast. Je kijkt naar die man op die foto en probeert te geloven dat jij dat bent. (Misschien is het fijn, maar je weet niet goed of je het wel fijn vindt. Hopelijk zien de mensen alleen je woorden, en niet jouw hoofd.)

Je vertrekt naar de trein. De buurvrouw roept iets over meer lucht in de lucht. Ze heeft gelijk.

Je bezoekt een vriendin. Jullie wandelen door de stad. Haar verhalen ontroeren je. Soms weet je even niet of je genoeg vraagt, om nog meer te kunnen luisteren. Soms ben je een beetje klein. Soms zie je herinneringen, aan de tijd, aan vormen.

Terug thuis. Je ziet dat het stukje, daar, begint te bewegen. Het beweegt langs mensen, daar. Misschien deelt het iets, op het juiste moment. Je hoopt dat je het ooit zult kunnen, de juiste woorden vinden om te zeggen wat je zoekt, door het te zeggen. Dat jouw woorden daar bewegen, het maakt je hier een beetje verlegen. (Soms is het alsof de woorden tegen jou zeggen dat het mag, dat je hen mag aanraken, dat je niet bang moet zijn.) Dat die mensen daar allemaal jouw naam zien, het verwart je.

De affiches uitladen en op mooie stapeltjes leggen. (Je bent wel blij, eigenlijk, dat jouw hoofd er niet tussen ligt. Dat kunnen anderen beter, hoofd zijn.)

Een andere dag. Je werkt in een stilte, het voelt goed.

Een vergadering. Je probeert uit te leggen wat je hebt voorbereid, de voorbije weken. Terwijl je het vertelt, zie je het. Het legt zich goed neer, ergens.

Je worstelt een beetje met wat je zou willen zeggen en  vragen bij de dokter, maar je ziet het, terwijl jullie praten. Je weet wat je moet doen.

Een avondgesprek, in wat een sauna lijkt. Soms zie je de woorden in je hoofd. Soms zie je het veld waarbinnen ze bewegen. Je luistert graag naar de anderen. Bij het nagesprek besef je ineens hoe lang je dit al doet, ondertussen. Een goede vriend zegt dingen waar je nog nooit aan had gedacht.

De nacht is kort.

Een andere dag. Je maakt je klaar om te vertrekken, bijna tot aan de zee. Men heeft je gevraagd om te gaan spreken, op een festival. Hardcore. Dat staat erbij. In de trein lees je alles nog eens goed door. Je presentatie heb je de voorbije dagen gemaakt. Je bladert door het boek waarover je gaat spreken.
Je wandelt van het station naar het festivalterrein. Het kaartje dat je in je hoofd had, blijkt met de werkelijkheid overeen te komen. Terwijl je op die weg loopt, komt het lawaai dichterbij. Je bent op de goede weg.

Je loopt het terrein op. Het is een wereld die je nog niet kende tot nu toe. Misschien ben je wel een van de enigen hier die niet deels in het zwart is en geen tattoos of piercings heeft. Je bent ongetwijfeld je saaie zelf. Misschien ben je een beetje bang. Je moest er op tijd zijn, maar het tijdschema ligt al behoorlijk door elkaar. Je bent er nu toch, je kunt ook gewoon kijken. Je staat aan de rand van de tent, waar jij straks moet spreken. Op een of andere manier voelt het rustig, terwijl een stukje verder het zware geluid dendert. De mensen zijn eigenlijk allemaal heel lief. Je begint te praten. Je luistert naar je stem, in het Engels. Je was bang dat de woorden niet zouden komen, ze komen wel. Enkele mensen zitten aandachtig te luisteren. Je onderwerp is niet zo hip waarschijnlijk als dat van de mevrouw van Animal Rights die voor je kwam. Maar het geeft niet, je bent er nu toch. Je vertelt rustig verder, binnen de tijd die je voorzien had.

Bij het buitengaan vraagt de jongen aan het onthaal waarover je lezing ging, en of je de zaal gevonden had. Hij was graag komen luisteren zegt hij.

Op weg terug naar het station begint het steeds harder te regenen. Je hebt nog een lange reis terug voor de boeg. Je bent blij dat je niet te lang moest blijven, maar je voelt je dankbaar dat je die andere wereld, die je nog niet kende, hebt mogen zien.

Je reist terug in het boek dat je aan het lezen bent. Ergens in Italië, tijdens de oorlog.

Geen opmerkingen: