12 augustus 2018

Kleine aarzelingen


In de war zijn. Proberen uit te leggen dat je op een of andere manier kunt zien in je lichaam dat het weet waar het naartoe zou moeten, nog voor jij het weet. Je afvragen of dat wel ergens op slaat. Horen dat het helemaal duidelijk is. Dankbaar, uitgesteld.

Soms is er een verlangen naar niets. Soms is er een verlangen naar troost. Soms is er een verlangen naar verhalen die naar je toe komen.

In de trein terug, na het festival. Soms ineens overvallen worden door een licht verdriet. Iets trilt, ergens in je lichaam. Het is welgekomen.

Je lichaam is hoekig. Je rug wil niet mee, je ziet je buik, ergens in je hoofd. Het is wachten tot het thuiskomen.

Je zit te werken, iets moet dringend af. Het stoort je tegelijk. Je wilt het wel af hebben, maar je zou eigenlijk vooral ginder willen zijn. Bij je vriend, voor de koffie. Het is inderdaad niet jouw aard (en dus volstrekt onaanvaardbaar) om te laat te komen. Het wringt. Misschien wil je dit wringen niet meer.

Later, bij de koffie. (Onderweg was er ook nog eens tegenwind, de kosmos maakt het je niet gemakkelijk.) Je stem hapert even.

Op het veld. Je loopt terug van de tent, waar het woordoptreden was. Iemand vraagt je of je kinderen hebt (nadat iemand anders eerder al vroeg of de jonge vrouw naast je misschien je dochter is). Je probeert het uit te leggen. Soms gaat het gemakkelijk.

Even later, op het veld. (Je bent al een uur aan het vertrekken.) Je hebt een belangwekkend gesprek, met die twee jonge mensen die je zo waardeert. Je kijkt naar je eigen hevigheid. Iets tussen trots en schaamte, een beetje in de war. Hoe de dingen het van je overnemen, of gewoon hoe belangrijk het voor je blijkt te zijn.

Je denkt aan iemand. Je zou haar verhaal willen horen. Het lijkt te lang geleden. Je weet niet goed hoe je dat moet zeggen.

Die trui, in die zachte stof. Je houdt ervan, hoe het voelt. Alsof het je zachter maakt.

Eigenlijk ben je gewoon heel erg gelukkig met die oude platenspeler, die nieuw in je huis is. Je herkent de geur, die misschien wel veertig jaar teruggaat.

In de trein. Je leest het artikel in het weekendmagazine van de krant. De vragen. Een vraag is wat je favoriete geur is. Je denkt na. Veel geuren komen door je hoofd, herinnergeuren. (Ook die van de platenspeler.)

Weer daar zijn, waar je vandaan komt. De gezichten zien. Mensen herkennen je. Ze lijken blij je te zien, na al die jaren. Het ontroert je.

Gesprekjes. Misschien kun je dat wel. Ze vragen naar je kinderen. Die er niet zijn.

Je beweegt in en uit verhalen.

Hoe de tijd beweegt. Waar je was, waar je naartoe bent gegaan.

Je begrijpt iets meer over hoe je beweegt. En waar je staat.

In de trein. Een vraag. Wat je met je leven gedaan hebt. 

Je ziet voor het eerst de klok. Het raakt je. Diep.

Je dacht het al enkele dagen, dat je die plant kwijt was. Het maakte je droef. Je ziet dat de plant misschien wel terug zal komen. Iets van genade. Je terras wil je iets leren.

Misschien is het goed geweest, voor een zondag. Misschien mag het regenen.

2 opmerkingen:

Unknown zei

zoooo mooi ... wat ben je toch goed in verwoorden van fracties uit je leven, die zo herkenbaar zijn ... als in een "abstracte" film, maar toch allemaal realistische scènes ... niets hangt aan elkaar en tegelijkertijd alles ... melancholisch, heimwee en toch weer niet, of wel ? ik herken me zo in je schrijven ... fijn dat we buren zijn ... al moesten we maar eens wat vaker bij elkaar op de "koffie" :) ... tot snel en welkom !!

Jan Mertens zei

dankjewel voor zoveel mooie woorden...