19 augustus 2018

Wild

De mevrouw in de winkel vraagt waarom je elke week dezelfde soort kaas koopt. Ze vraagt – hopelijk licht ironisch – wat er mis is met jou. (In die Amerikaanse films kunnen ze dat zo goed roepen. “What’s wrong with you?!”). Je legt het uit. Je veronderstelde dat het algemeen geweten was, zeker ook door haar. Je universele saaiheid. Dus. Ze lijkt nog niet helemaal overtuigd. Daarna leg je uit dat er in je hoofd wél allerlei wilde dingen gebeuren. (Om een of andere kosmische reden beginnen mensen steeds te glimlachen als je dat zegt. Misschien denken ze wel dat je een zekere mate van ascetisme bezit en dat je gezegend zou zijn met een eveneens zeer lichte mate van discipline.) Ze denkt na en zegt dan dat ze wel eens graag in jouw hoofd zou kijken. (Om een of andere reden, waarschijnlijk ook kosmisch, heb je dat ook al van meer mensen gehoord. Het verbaast je in hoge mate.) Bij wijze van wild antwoord zeg je dat er geen toegangsprijs gevraagd wordt. (Er worden wel geen geleide bezoeken georganiseerd. Dat had je er nog bij moeten zeggen.) Tijdens de duur van dat gesprek heeft ze de kaas gewogen en ingepakt.

Het zit zo, met die kaas. Elke week vraag je ongeveer een halve kilo. Het is telkens een soort wedstrijdje met de mevrouwen in de winkel. Op het zicht zien hoeveel een halve kilo is. Als er een meneer staat, is het blijkbaar minder een issue. (Hij trekt zich er ook niets van aan als het maar iets meer dan 400 gram is of zo. Misschien is hij wel heel gelukkig. In het algemeen en zo.) Eigenlijk maakt het je helemaal niet uit. Vandaar dat je er, vanuit een diep ethisch besef, ook telkens aan toevoegt – elke week natuurlijk – dat het ongeveer een halve kilo mag zijn. Er is een zekere afstand, in tijd en ruimte, tussen de plek waar de kaas gesneden wordt en de weegschaal. De mevrouw snijdt een stuk af, en jij kunt zien dat het ongeveer 470 gram zal zijn. (Zou ook 471 kunnen zijn, maar goed.) En dat gesprek over het veronderstelde gewicht voltrekt zich tussen die ene en die andere plek.

En hoe het zit met dat wild? Eerst moet je nog iets anders vertellen. Als het een werkweek is, maak je elke ochtend je boterhammetjes. Wat geheel in de universele saaiheid past. Wat je maakt, qua boterhammetjes, is ook enigszins voorspelbaar. Maar dat is niet alleen een bewijs van saaiheid, het is ook een spirituele oefening. De herhaling, het rituele karakter ervan, de lichte wijzigingen (de kaas blijft wel hetzelfde, maar het brood verandert), die dingen werken als een soort mantra, op een of andere manier, waardoor diepere lagen van je ziel kunnen bevrijd worden. Soms is er een lichte confrontatie tussen dingen uit die diepere lagen en de wilde dingen die in een wervelwind met elkaar in confrontatie gaat. Soms weet je niet meer of de diepere lagen wild zijn, of net niet, en of de wilde dingen mogelijk van een heel andere plek komen. Maar over die wilde dingen later meer dus. Het gaat dus heen en weer allemaal. Maar je bent wel geoefend in het activeren van je pokerface, zodat niemand dat ziet. (De echte kenners, of kensters, kijken wel dwars door die pokerface heen. Wat misschien wel wil zeggen dat zij ook inzicht hebben in jouw wilde kant.)

Op spannende dagen, wanneer je jezelf echt mag belonen voor het volbrengen van een of andere grote taak, ga je je wel eens te buiten aan water met bubbels. Dat is natuurlijk heel decadent. Maar na één glaasje kun je wel weer overschakelen op plat water natuurlijk. Het moet ook niet te wild worden. In je hoofd gebeuren er op zo’n momenten, afhankelijk van het gezelschap, mogelijk wel allerlei wilde dingen. Maar daarover dus later meer. Het kan onder meer afhangen van wie er recht tegenover jou zit, en de gradaties van gekleedheid. Maar natuurlijk vooral van de spitsvondigheid van de intellectuele verfijnde grappen.

Toch nog even over die kaas. Je lust natuurlijk wel heel veel soorten kaas, maar dat wil nog niet zeggen dat je de hele tijd al die verschillende bijzondere smaken tot je toe moet laten. (Dat geldt ook voor de wijn en het bier, vanzelfsprekend.) Je kunt het verlangen ernaar koesteren, en dan op het moment dat het zich aandient overgaan tot het verfijnde genot. In het algemeen behoort het uitstellen van genot tot jouw kerncompetenties. (Voormalige geliefden kunnen nu met hun ogen rollen.) Daar zijn ook diepe kosmische redenen voor. Maar dat alles neemt niet weg dat op een onbewaakt moment diverse wilde dingen zich zomaar aandienen, in je hoofd dus. Die niet noodzakelijk met kaas te maken hebben.

Je proberen voor te stellen hoe een bepaalde kaas zal smaken, dat is al een avontuur op zich. Er zijn mensen die zich gewoon op de kaas storten en pas na het consumeren mogelijk een of ander verhaal erover kunnen vertellen. Je zou kunnen zeggen dat de liefde pas nadien komt. Er zijn zelfs mensen die gewoon kaas willen, maakt niet uit welke, als het maar kaas is. Voor jou is de concrete kaas in kwestie toch een deel van een verhaal, denk je.

Het poetsen van je huis is een activiteit die zich meestal afspeelt op een zondagvoormiddag. Je wacht wel tot het ongeveer tien uur is. (Ongeveer, het kan ook 9.56 uur zijn.) Zo stoor je de buren niet te vroeg met het geluid van je stofzuiger. De keuze van de muziek tijdens het poetsen is altijd een licht existentiële kwestie. Bij de meest recente poetsbeurt werd het Blue & Lonesome van The Rolling Stones. Je krijgt altijd rillingen als jonge mensen het woord vet voor allerlei dingen gebruiken. Maar op die plaat, het kan niet ontkend worden, is de blues vet. Bij het poetsen moet je soms ingewikkelde bewegingen maken. Die hebben te maken met je lange lijf en de bochten waarin je je moet wringen om met de stofzuiger onder de kast of je bureau en met de dweil onder je bed te komen. Maar door Blue & Lonesome komen er spontaan nog diverse andere bewegingen bij, waarvan sommige van licht wilde aard. Het bluespoetsen is aan te raden.

Er zijn mensen die beweren dat je niet alleen ascetisch, gedisciplineerd maar zelfs ook ernstig zou zijn. Je hoorde het een tijdje terug nog eens zeggen door een groot klein meisje. Ze verzekerde je met veel nadruk dat je niet raar bent, alleen een beetje ernstig. Wanneer ze twaalf wordt, en dat gaat binnenkort gebeuren, moet je haar een grap uitleggen. Het is een grap van het lichtjes aangebrande soort, zou men kunnen zeggen. Toen jij als kleine jongen van de gemeenteschool, waar je de eerste vier leerjaren had gedaan, overging naar het Klein Seminarie, was er tijdens een speelkwartiertje een traumatisch moment. In het groepje jongens werd die bewuste grap verteld, en jij begreep hem niet. (Door, ongetwijfeld, ook toen al jouw universele saaiheid.) Maar je lachte wel dapper mee, want je dacht dat dat zo hoorde, omdat men anders zou kunnen denken dat je saai was. (Wat ze sowieso al dachten waarschijnlijk, gezien – onder meer – je atletische bouw en je perfecte beheersing van diverse turntechnieken. En ook wel door die grote kop waarschijnlijk.) Ondertussen begrijp je de grap wel en zul je die dus binnenkort uit moeten leggen. De wilde gedachten die in de loop der eeuwen in je hoofd kwamen zijn wel verfijnder dan die grap. Gelukkig.

En hoe het met dat wild zit? Misschien is de toegang wel vrij. Of zoiets. Of is het voor een andere keer. Of zoiets. 

Geen opmerkingen: