27 juli 2019

De ikwerkelijkheid

Het is een beetje moeilijk uit te leggen, denk je. Het is een beetje delicaat. Het gaat over nuances vaak. Maar het maakt je zo vaak verdrietig. (Misschien kun je er gewoon steeds minder goed tegen.)

Het heeft iets te maken met gebruik van de werkelijkheid, voor jezelf. Soms kun je ook zwijgen, denk je. Of zou je net andere woorden kunnen gebruiken. Of zou je ook heel even niet cynisch kunnen zijn.

Het zijn verschillende dingen. Maar ze maken je telkens een beetje verdrietig. (Misschien zou je af en toe gewoon wat kleinere woorden willen. De woorden doen ertoe.)

Misschien ben je gewoon niet gemaakt voor ‘hoe het nu eenmaal is’ op de diverse sociale media. Misschien kun je niet wennen aan ‘mensen willen nu eenmaal gezichten zien, houden niet van genuanceerde boodschappen’. Het zal wel. (Misschien vind je het steeds minder erg, dat je wat raar begint te worden, blijkbaar.)

Het is niet erg dat mensen allerlei dingen zeggen en delen op hun feesboek. Vaak is het leuk. Vaak kan het een vorm van verbondenheid zijn. Vaak kan het een nabijheid zijn. Je begrijpt wel niet zo goed waarom zovelen zo vaak zo snel denken te moeten reageren. Alsof dat zou moeten, alsof je een rol te spelen hebt, alsof je van jezelf vindt dat je een rolmodel of een ‘influencer’ moet zijn. Soms gewoon even zwijgen, uit deemoed, uit respect. Niet onmiddellijk de stilte die er mag zijn na iets dat moeilijk is net te snel met net te veel woorden, die net te stellig zijn vullen. Met dan ook nog eens net te veel het woord ik erin.

Soms wordt delen of reageren of betrokken zijn bijna iets als: gebruiken. Er overkomt een ander iets dat positief is. Je wilt die persoon feliciteren of zeggen dat je blij bent (wat heel fijn kan zijn), maar je maakt er vijf zinnen van waarvan er vier over jezelf gaan, met net iets te veel ik erin. Het zal meestal wel goed bedoeld zijn, maar het lijkt soms alsof sommige mensen via anderen net iets te veel zelf aandacht willen vragen. Je wilt een ander feliciteren omdat die iets geworden is – minister bv. – en je zet er een foto bij van jezelf met die ander, waardoor je eigenlijk vooral zelf in beeld komt. Je had ook gewoon kunnen zeggen dat je blij was voor haar. Je hoeft niet subtiel te suggereren dat iets eigenlijk jouw idee of verdienste was.

Je weet wel dat dergelijke kanalen op lichte wijze al aanwezige vormen van narcisme kunnen versterken, maar het maakt je triest.

Er overkomt een ander iets dat negatief is. Iemand wordt ziek, of iemand sterft. Wat in de echte wereld al zo vaak gebeurt, gebeurt ook in de virtuele wereld. Mensen die die moeilijke lege plek niet kwetsbaar kunnen laten, maar ze meteen naar zichzelf toe trekken, en vooral over zichzelf praten. Wanneer iemand sterft, lees je soms heel mooie persoonlijke getuigenissen, die oprecht en betrokken zijn. Maar soms lijkt het ook alsof die pijnlijke gebeurtenis op een of andere manier wordt gebruikt om zelf aandacht te krijgen. Het is soms een heel subtiele balans. De woorden doen ertoe.

Of er gebeurt iets ernstigs. Het kan belangrijk zijn dat je reageert, omdat je een bepaalde rol of functie hebt. Zwijgen is dan vaak niet goed. Maar dan kun je nog kiezen. Gaat het in je verhaal over wij of gaat het over ik? Kun je je zelf voldoende ondergeschikt maken aan het wat je wilt zeggen? Wil je een verhaal of een argumentatie brengen, of wil je toch jezelf brengen? Kun je iets van iemand anders die het al eerder deed gewoon steunen, of wil je er zo nodig nog zelf iets aan toevoegen omdat je zelf ook in beeld wilt komen?

De toon van je verhaal maakt ook veel verschil. Je kunt harde dingen ook met zachte woorden zeggen. Je kunt ervoor zorgen dat je je niet laat verleiden tot net te veel strategische uitspraken. Je kunt ervoor zorgen – ook al zou je het graag wel doen – om niet van je eigenlijke verhaal (A) gebruik te maken om iets anders (B) te zeggen. B kan zijn: een ander aanvallen. Wat goed leek te beginnen, een rustige toon bij A, wordt ineens ontsierd door B, waaruit blijkt dat C het doel was.

Kun je de ander in zijn of haar verhaal laten? Daarover gaat het ook soms. Je publiceert een tekst met een opinie of standpunt. Je probeert dat duidelijk maar ook voldoende genuanceerd en met zachte woorden te doen. De kans is groot dat velen het niet zomaar eens zullen zijn met wat je zegt. Dat is niet erg. Ze hoeven daarom niet te reageren. Als iemand dat toch nuttig vindt, kun je rustig zo reageren dat je laat blijken dat je hebt gelezen wat er staat en dat je toch iets dat relevant is wilt toevoegen, als in een dialoog. Dat is fijn voor diegene die het schreef, te voelen dat iets echt gelezen wordt. Maar vaak is het anders. Het stuk waar een ander misschien uren aan gewerkt heeft wordt gebruikt om via een reactie iets te zeggen wat in wezen niets met dat stuk te maken heeft, maar alleen met de persoon die reageert. Of via een of andere snelle reactie wil men je discrediteren of wil men bewijzen dat je aan dat ene ding niet gedacht hebt of dat je niet weet waar je over praat. (Zo moet diegene die reageert zelf niet verder nadenken of kan hij zich andermaal veilig boven de anderen verheffen.) En soms is het ook gewoon een vorm van mansplaining, een vermoeiende variant van gebruik van de werkelijkheid.

Misschien is het iets van de tijd, misschien is het iets van jezelf, maar je kunt er steeds minder tegen. Het maakt je verdrietig.

En je weet heus wel hoe de politiek werkt. (Het was en is een groot deel van je leven.) Het is niet erg dat anderen een ander standpunt hebben. Dat is de essentie van een democratie. Het gaat er niet om dat onder het mom van ‘laten we alles verbinden’ er geen discussies meer zouden mogen zijn. Over de gewenste maatschappelijke ordening zou er een permanente zoekende discussie moeten zijn. Conflict in ideeën is niet erg. Dat politici vanuit hun overtuiging een strategisch doel hebben is niet erg. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze alleen maar, de hele tijd, in strategische termen moeten denken en spreken, denk je. (Misschien was een van de zogenaamde signalen van veel kiezers bij de recente verkiezingen dat veel mensen graag wat minder spelletjes, wat minder cynisme, wat meer deemoed zouden willen. Wat minder gebruik van de werkelijkheid voor het eigen doel, dus.)

Het maakt je verdrietig, als je sommige politici hoort. Het lijkt voor sommige politici ondertussen hun bedrijfscultuur geworden te zijn. Alleen nog cynisch kunnen zijn, en dat telkens uitstralen. De indruk geven dat je waardig in je rol blijft van verantwoordelijke gezagsdrager in het begin van je verhaal. Zeggen dat je niets zult zeggen dat gevoelige processen (zoals regeringsonderhandelingen) zou kunnen schaden. En dan meteen de rest van je verhaal gebruiken om nog maar eens een bepaalde framing te creëren (iets over ‘twee democratieën’ bv.) of om een geliefkoosde vijand (die in jouw ogen natuurlijk echt slecht is, terwijl jijzelf zo zuiver en sereen bent) te gebruiken om nog een andere aan te vallen (iets met tuinhuizen of zo). Vanuit je rol als politicus denk je dat de verschillende politici samen een verantwoordelijkheid hebben om de nobele taak die aan hen is toegewezen op een waardige manier in te vullen. En dan doen de woorden ertoe. Maar los daarvan maakt het je ook verdrietig, dat sommigen blijkbaar alleen nog cynisch kunnen en willen zijn. (En daar zelfs nog trots op lijken te zijn.)

Het heeft allemaal iets te maken met het gebruiken van de werkelijkheid, van de dingen, van andere mensen, voor het eigen ik, denk je. En het doet pijn. Het zou kunnen – zegt de boeddhist in jou – dat zij er zelf nog meer door lijden. Ook als dat zo is, blijft het toch jammer. Een heel klein beetje nederigheid, het zou al helpen. Voorzichtige woorden ook.

Geen opmerkingen: