11 juli 2019

Een traag verdriet

(Dat je er toch iets over moet zeggen, denk je, terwijl je in de trein zit. Dat je toch daar moet gaan staan, in je woorden.)

Misschien was het toch wel een beetje spannend. Drie interviews over zonder kinderen. Misschien dacht je vooraf dat het wel allemaal vanzelf zou gaan. Misschien was het moeilijker dan je dacht. Misschien was dat wel goed.

Het is een klein verhaal, denk je. (Al weet je dat je dat niet mag denken.) Voor jou is het een groot verdriet, eigenlijk. Maar het lijkt klein tegenover al die anderen. (Ergens zegt een stemmetje dat je op dat verdriet wel geen recht zult hebben.)

Sommige vragen verwachtte je niet. Je wankelt even. (Misschien doe je iets verkeerd? Zonder het te weten.)

Je ziet je stem. Je ziet hoe die verandert. Je ziet wat de vragen met je doen. Je ziet dat het verdriet er is, en ook dat het stroomt. Je ziet de woorden die je zegt. Je ziet hoe je de woorden daar neer wilt leggen, op die tafel tussen jou en zij die de vragen stelt, opdat de woorden duidelijk zouden zijn, opdat wie het leest alleen de woorden zal zien (of zoiets).

(Wat je probeerde uit te leggen, met schroom en handen en voeten tegelijk. Je maakt het weer mee. Soms weet je niet goed of het wel mag, dat wat je voelt. Hoe moeilijk het kan zijn, als het gesprek dan toch eens op geen kinderen komt, dat een ander dat als een laken direct naar zich toe trekt, om meteen over haar eigen kinderen te beginnen. En om je zo – onbewust of onbedoeld of met alle beste bedoelingen – duidelijk te maken dat je niet weet hoe moeilijk het soms is om wel kinderen te hebben, dat je waarschijnlijk niet beseft hoe gemakkelijk jouw leven is, dat je niet zoveel aandacht moet vragen door zo nodig te verwachten dat anderen luisteren naar hoe het is om geen kinderen te hebben, en nog zoveel meer. Eerlijk gezegd, je weet echt ook wel dat het vaak echt niet gemakkelijk is om kinderen te hebben. Je ziet het ook, en de anderen leggen het je ook de hele tijd uit. En dat is niet erg. En je hebt alleen maar eindeloos veel bewondering voor hoe zij het allemaal doen, het is niet moeilijk om je hoofd daarvoor te buigen. Je bent vertederd en ontroerd door wat je ziet. Dat is er allemaal al. Maar gewoon af en toe even stilte voor die lege plek. Dat verdriet in die lege plek gewoon even laten wat het is, meer niet. Het is blijkbaar moeilijk. En hoewel je weet dat niets met slechte bedoelingen is, je kunt je zo afgewezen en ontkend voelen. Je schrikt er zelf van, telkens weer. Urenlang verdooft het je lichaam.)

Het doet je goed, te voelen hoe in je antwoorden het woord dankbaarheid naar je toe komt. Het is er ook zonder het woord. Hoezeer het als een geschenk voelt dat je al die jaren mocht kijken naar hoe die kinderen van al wie je dierbaar is in de wereld groeiden. Hoe je een stukje van de verhalen mocht delen. Dat het mocht, dat je iemand mocht zijn, voor hen, een beetje toch. (Soms is dankbaarheid een manier van kijken, zien wat zich naast alle andere dingen ook aan je aanbiedt.)

(Je aarzelt over die ene plek in het gesprek. Welke woorden kun je wel dichtbij laten komen waardoor je minder om iets heen moet fietsen. Je zegt iets over littekens, en hoe je daarmee door het leven beweegt, naast al het andere. Dat het leven mee daardoor gaat zoals het gaat. Met een aantal omwegen. Dat er dingen zijn die je lichaam niet weet. Dat je daardoor waarschijnlijk vaak dingen deed die verdwaald waren, niet waren wat een ander nodig had, die je hoekig maakten waar je rond en soepel had willen zijn. Al die dingen, je ziet ze in je lichaam. Ze zijn geen excuus. Ze zijn niet iets waar je je achter kunt verschuilen om jezelf niet te zien. Ze zijn. Gewoon. Ze zijn verdriet en ze zijn mooi. Soms zie je hoe de tijd van het ene spoor zo niet aansloot op de tijd van het andere spoor, de omweg was jouw weg. Als je die dingen in kleine woorden dichtbij kunt laten komen, vallen de andere stukken van het verhaal rustiger in elkaar, denk je. Het is er wel tijd voor.)

Of het verdriet overgaat met het ouder worden. (Vraag met lichte kortsluiting als gevolg.) Nee. Het wordt rustiger, en zichtbaarder tegelijk. (Het hoeft niet in een achterafkamertje, waar het misschien veel lawaai zou maken. Het mag hier, gewoon, in de kamer, waar het rustig kan zijn, waar je het kunt zien.)

Het is moeilijk uit te leggen, dat gevoel dat het gewoon een verdriet is, niet meer en niet minder. dat je geen kinderen hebt is gewoon een verdriet. (Je denkt, je hoopt, dat het zo ook niet later ineens heel groot zal worden. Laat het maar gewoon bewegen, daardoor wordt het gewoon.)

(Dat je het soms fijn zou vinden, dat anderen dat verdriet gewoon zo ook kunnen laten zijn. Dat ze geen advies geven, dat ze je niet willen fiksen, dat ze het niet weglachen, dat ze het niet overroepen. Dat ze je gewoon zien, daarin. Meer niet. En dat zij dan ook kunnen vertellen hoe ze het zich misschien helemaal anders hadden voorgesteld, kinderen hebben. Hoe dat ook een verdriet kan zijn. Om maar iets te zeggen. En dat die twee verhalen dan gewoon naast elkaar kunnen liggen, rustig. Als gewone mensen.)

Hoe ontroerd je was, door dat mooie gesprek. De moeder met haar baby. Nog niet eens twee weken oud. Rustig slapend op haar veilige lichaam. Hoe je mocht kijken en smelten. Hoe je mocht vragen hoe de bevalling was geweest. En alles. En hoe ze zo rustig reageerde op wat je vertelde, over het interview. En dat jouw kleine verhaal van het verdriet er gewoon mocht zijn, naast haar grote geluk. Twee verhalen gewoon naast elkaar. En je smolt, en je zag wat troost was.

(En je probeert uit te leggen wat je zelf nog niet helemaal begrijpt. Hoe het rustig laten bewegen van het verdriet ervoor zorgt dat je zachter wordt vanbinnen. Vrede. En dat je die zachtheid nodig hebt om beter te kunnen zien. Dat je zonder die zachtheid niet zou zien hoeveel geschenken er zomaar naar je toe komen, als je ze wilt zien. Zoals vriendinnen die met de juiste woorden voorzichtig uitleggen waarom ze denken dat je een goede vader zou zijn geweest, terwijl ze ook zien waar je twijfelt. Of het hebben over Julia, alsof ze er gewoon is en mag zijn. Met net genoeg woorden. Je weet nog niet hoe het zit, maar soms denk je dat het zien van geschenken de weg van de troost kan zijn, waar het verdriet je rustig vergezelt als een dierbare vriend. Of zoiets.)

(Langzaam kom je ergens dichterbij, denk je. Meer dan dat weet je niet.)

En hoezeer je ook mocht en mag kijken, hoeveel verhalen je ook mag horen, hoezeer men je ook toelaat, soms blijft het ook gewoon een wereld waar je buiten staat. Zo eenvoudig is het ook. (Misschien zijn er wel veel mensen in die wereld die het gevoel hebben dat ze erbuiten staan.) Het is goed dat gewoon te zeggen, merk je. Het maakt je klein.

(Sommige woorden blijven moeilijk, merk je. Alsof je er geen recht op hebt.)

Soms begrijp je je antwoorden pas veel later.

Eigenlijk was het wel een beetje moeilijk, denk je. (Eigenlijk weet je niet helemaal zeker of je verhaal wel de moeite waard is.) Eigenlijk weet je niet of iemand er iets aan zal hebben. Je ziet wel dat zij die de vragen stelden dankbaar zijn, en dat ontroert je. Je ziet hoe het beantwoorden van al die moeilijke vragen iets voor jezelf uitgeklaard heeft. (En het stelt je gerust dat je zo emotioneel was bij sommige vragen.) Dat je mocht vertellen is ook een geschenk.

(En daarna mag het weer even gaan liggen, dacht je ook al op voorhand.)

Geen opmerkingen: