25 juli 2019

Nachtdeuk

Het andere ritme neemt het langzaam over. (Je zou eraan kunnen wennen.)

(Je mag eraan wennen.)

(Misschien was je heel even bang, zoals dat vroeger soms was. Als alle mensen die je graag ziet ergens ver weg in een buitenland – of een klein beetje verder – zitten is je kompas een beetje in de war. Soms wil je gewoon rond kunnen kijken, en in je hoofd zien wie waar is. En dan wordt het rustig.) (Iedereen is er nog.)

(Misschien was je even bang, alsof je zelf de weg zou moeten vragen, je weg. Maar de dingen kwamen naar je toe. Zoals de planten die groeiden.)

(Je bent de kleinzoon van Julia. Ook jouw lichaam is niet echt gemaakt voor de warmte, toch niet voor die warmte.)

De student komt helemaal van aan de zee om je te interviewen. Hij is zo mooi blij met het gesprek. (Terwijl je antwoordt, komen mooie mensen zomaar voorbij wandelen of even naar je toe. Mensen waar je eerder die dag nog aan dacht. De kosmos.)

Zomaar een middagdutje. (Het mag, waarschijnlijk.)

Stukjes tijd zomaar laten passeren. (Het went al, een beetje.)

Het verse boek. (Je gaf het ook cadeau aan je maatje.) Je houdt ervan, hoe de schrijfster door de woorden beweegt.

(Eigenlijk vallen de nachten goed mee, behalve die ene, waar je uit leek te vallen. Die kant van het huis is het koelst. Het is alsof je mag schuilen in een nachtdeuk.)

(Je ziet hoe je stukjes rustig hun weg zoeken. Het is goed.)

Zo’n mooie gesprekken. Ze komen zomaar naar je toe. (Je kunt op alles ja zeggen.) Verhalen over de kinderen. Ze ontroeren je diep en liggen zich daarna rustig in je neer. Verhalen over waar je huid doorzichtig is.

(Dankbaar.)

De warmte verwart je een beetje. Een stukje van je blijkt rustiger dan je had verwacht. (Je leert.) Je doet gewoon wat je kunt doen. Je houdt het rustig en schuift door de dagen. (Er zijn mooie gesprekken.) Het is ook een beetje een kleine wereld, waarin je je terugtrekt. Buiten zijn er nauwelijks mensen te zien. Het huis zorgt goed voor je. (Een stukje is kwaad en opstandig. We hebben het zoveel jaar zien aankomen, denk je. Het had anders kunnen zijn, denk je. Het lijkt sommigen nog steeds niet te deren, denk je. Het zal voor zoveel mensen de volgende jaren zo moeilijk worden, denk je.) Misschien ben je al je stukjes. Misschien is jezelf telkens opnieuw uit stukjes samenvoegen wel een vorm van weerbaarheid.

En de nuttige dingen lopen al lekker, denk je. (Zoals geheel in milde aandacht naar de fietshersteller gaan. Je onderweg afvragen hoe je die kwestie van dat ventieltje moet uitleggen. Buitenkomen met een nieuwe binnen- en buitenband en een hersteld spatbord en helemaal gelukkig zijn. En weer zoveel bijgeleerd. Over de vereiste druk op het voor- dan wel het achterwiel, om maar even iets in de groep te werpen. De vorige dag was je er eigenlijk ook al. Voor dat zadel. Verwarrende momenten, als je de vraag krijgt of je een gelzadel of een gewoon zadel wilt. Op je vraag wat een gewoon zadel is krijg je als antwoord: een gewoon. Je had net al gehoord dat het zadel dat je had een vrouwenzadel was. In elk geval is je fiets na twee dagen weer helemaal klaar voor de vaart der volkeren. Lekker.)

De tijd drukt zich samen, of de tijden schuiven over elkaar. De tijd schuift over zichzelf dus eigenlijk. Wat vroeger was, beweegt in het nu. (Zo is het eigenlijk altijd in je hoofd, denk je.) Misschien mag de tijd vrijer bewegen nu. Beelden van liefdes bewegen door je heen. (Het is goed om ze even aan te raken.)

Je verlangt naar het ritme dat het van je overneemt. (Het komt misschien zomaar naar je toe.)

(Je ziet andere aardlagen nu. Ze zijn er waarschijnlijk altijd. Ze laten zich nu zien. Misschien mag je ze zien.)

Misschien ga je ook nog iets doen met gember.

Je hoort een onweer, in de nabije verte. Je kijkt naar de hevige wind.

De dingen komen naar je toe.

Geen opmerkingen: