20 juli 2019

Verdwaald

‘Het is alsof ik niet meer weet hoe dat moet.’
‘Ik denk het wel eigenlijk. Maar je moet alleen jezelf volgen.’
‘En hoe weet ik wie ikzelf ben?’
‘Ik denk dat je jezelf op een of andere manier aanraakt als het goed is. Of dat je voelt dat je op dat moment met jezelf samenvalt. Dat heb ik toch van jou geleerd.’
‘En toch schaam ik me, denk ik.’
‘Laat dat nou maar, als je dat kunt. Het is mooi, als ik je zie zoeken.’
‘En jij? Ben jij dan zo rustig in jezelf?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar toch een beetje.’
‘Ik wil graag lang kijken.’
‘Ik weet het. Vertrouw je me?’
‘Ja, ik denk het wel.’
‘Er is alle tijd.’
‘Zou dat zo zijn?’
‘Waarom zouden we daar niet van uitgaan?’
‘Eigenlijk was dat mijn droom, dat we genoeg tijd zouden hebben.’
‘Zou je echt met een leeg blad willen kunnen beginnen?’
‘Misschien wil ik met een gevuld blad van nul willen beginnen, kan dat?’
‘Doen we dat niet allemaal?’
‘Ik denk het niet, ik denk dat het meestal zo niet werkt.’
‘Waarom niet?’
‘Het is alsof je altijd al ergens moet zijn, alsof alles er al moet zijn. En misschien kunnen alle andere mensen dat.’
‘Misschien durf jij wel meer dan die anderen.’
‘Maar moet jij dan niet altijd wachten op mij?’
‘Als ik iemand anders was, zou ik dat waarschijnlijk zo voelen.’
‘Ja dus?’
‘Nee dus. Wat de een wachten noemt, zou de ander zijn in breekbaarheid kunnen noemen.’
‘Dat is wel mooi gezegd.’
‘Dat wat jij wachten noemt, doet mij eigenlijk echt wel goed.’
‘Ja?’
‘Ja. Als ik jou zie kijken, ga ik zelf ook anders kijken. En dan zie ik meer.’
‘Misschien is het wel als luisteren naar dansen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Stel dat wij zouden dansen. We zouden zoeken naar de beweging, naar het ritme. Naarmate je dat meer doet, kom je in dat ritme, komt dat ritme in je. En dan kun je misschien wel luisteren naar de beweging.’
‘Dat is een beetje als een kleur aanraken.’
‘Ja, dat is het.’
‘Wat ik wel fijn zou vinden, is als je straks voor mij zou voorlezen.’
‘Uit welk boek?’
‘Dit hier. Ik was het aan het lezen vanmorgen in de trein, en het was alsof ik jouw stem erbij kon horen.’
‘Zou ik dat wel kunnen?’
‘Ja hoor, natuurlijk. Maar je moet geen schrik hebben om je tijd te nemen.’
‘Dat is wel belangrijk. Als ik voorlees, denk ik al snel dat de ander wel zal hopen dat het snel voorbij is.’
‘Waarom?’
‘Ik weet niet.’
‘Als je dat denkt, kan de ander dat horen. En dan doe je het omgekeerde van wat je eigenlijk wilde.’
‘Ik denk dat je mij iets duidelijk wilt maken.’
‘Denk je dat?’

Geen opmerkingen: