14 oktober 2020

Analoog bewegen


Je hebt het jezelf aangeleerd. Bewegen in de digitale wereld. Met knopjes en apparaten en zo. Maar je hoofd lijkt toch nog wel vrij analoog te reageren.

Misschien heb je gewoon een beetje nood aan mysterie. De tover van de dingen.

Een mail versturen naar iemand die ergens ver weg is. Het blijft je fascineren. Alsof die woorden dan een beetje samengeduwd worden en dan beginnen te hollen door een of andere draad, om dan enigszins uitgeput weer uitgevouwen te worden en op een scherm te kruipen. Dat de woorden die je hier tikt daar zomaar kunnen arriveren, zonder dat je ze met de hand geschreven hebt.

Apparaten kunnen je ook afhankelijk en kwetsbaar maken. Misschien vergeten mensen om gewoon naar hun omgeving te kijken, naar allerlei signalen en tekens die gewoon los in de werkelijkheid bewegen.

Je moet eraan denken terwijl je in de trein zit, op weg naar het hoge noorden van het land. In Mechelen moet je overstappen. (Je weet dat die andere trein best geen vertraging heeft, want dan mis je misschien daarna de bus, waardoor je mogelijk niet op tijd bij je moeder geraakt.) De jonge vrouw op de bank voor je is enigszins in paniek. Ze is ergens onderweg opgestapt, in Haacht of zo. Ze belt naar haar mama, al roepend. Ze heeft blijkbaar geen internet. Ze moet in Mechelen overstappen op een trein naar Antwerpen, en zonder internet is ze dus hopeloos verloren. Vermoedelijk reageert de mama met iets als: “Trek nu toch eens gewoon je plan.” De vrouw roept tegen haar mama dat ze nu even niets moet zeggen en snel moet opzoeken hoe ze moet overstappen. Je denkt dat er toch heel wat schermen zijn met daarop de treinen, hun vertrekuur en het perron. Er zijn die grote gele papieren. En als je de stroom van de mensen die uitstappen gewoon volgt, kun je moeilijk ergens anders terechtkomen dan in een trein naar Antwerpen. Het is fascinerend, hoe die vrouw echt een beetje verloren is. En dat terwijl de dingen zich toch wel een beetje laten lezen.

Jij hebt je de avond daarvoor voorbereid. Enkele scenario’s. (Als die ene trein toch vertraging heeft, via een andere route toch zo dicht mogelijk bij je bestemming komen.) Een papiertje met daarop alle uren, netjes in potlood opgeschreven. Ze zitten allemaal in je hoofd. (Als je zo’n papiertje laat vallen, staan alle uren er nog steeds op, trouwens.) Je kijkt ze onderweg nog wel enkele keren na, voor alle zekerheid.

Na het bezoek waarvoor je naar daar ging, kun je nog net een vroegere trein halen dan je had verwacht. Je vult de pas in, in een soort automatisme. (Normaal doe je dat altijd op het perron of thuis of zo, niet in de trein, dat brengt ongeluk.) Als de treinmeneer langskomt, stelt hij vast dat je een verkeerd cijfer hebt ingevuld. Of het een drie is, vraagt hij. Je ziet dat je per ongeluk een vijf hebt geschreven, en zegt dat het volgens jou een drie is. Je zou hem willen uitleggen – want dat weet je wel zeker – dat het in je hoofd een drie was. Iets heeft ervoor gezorgd – dat ongeluk – dat je een verkeerd cijfer hebt geschreven. Je beseft dat onmiddellijke standrechtelijke executie aangewezen zou zijn. De treinmeneer spreekt je met enige gewichtigheid toe, maar beseft al snel dat je je echt vergist hebt. (Je mag dus nog even blijven leven.) Je weet nooit helemaal zeker hoe je hoofd werkt.

De trein rijdt verder. Je wuift onderweg naar iemand in de verte. Sommige stations of plekken zijn verbonden met verhalen. (Toen waren we hier, deden we dat, hebben we daar dat gezegd, …) Met de trein rijden is als een ritueel. Je beweegt tussen verhalen. Die verhalen telkens weer inademen, laten bewegen, het brengt geluk. (Je stuurt op digitale wijze een berichtje. Iets als: ik ben hier. Het is wel van belang dat het berichtje effectief van die hier wordt verzonden. Ook al kan die ander dat niet controleren, voor de werking van de kosmos is het wel heel belangrijk dat zo’n dingen juist worden uitgevoerd. Misschien doet zo’n berichtje er dan eeuwen over om aan te komen, moet het eerst nog heen en weer naar de maan. Je weet het niet, maar jouw stuk van het ritueel is dan toch volbracht.)

Je komt aan op je werk. Je computer heeft als motto om te ‘vertragen in urgente tijden’. (Het is wel leuk om daarover een diepzinnige column te schrijven, maar als het je computer is, is het wel een beetje vervelend.) Je wilt dat alles netjes klaar is, want straks moet je optreden in een webinar. Alles netjes klaar wil zeggen: (analoog) zorgen dat je bureau netjes clean is, (digitaal) snel even alle mails en berichtjes checken, zodat alles op het papiertje in je hoofd staat, in virtueel potlood. (Tussendoor verstuur je nog een belangrijk bericht. Die verbinding moet eerst gemaakt worden voor je rustig aan de andere kunt beginnen. Iets met een analoge plek en analoge mensen hier, iets met naar je handen kijken, voor je straks die virtuele mensen zult kunnen zien op je scherm.)

Het webinar begint. Mike, een man die ergens in Canada zit, en erg vroeg moest opstaan, praat alles aan elkaar alsof het een spannende talkshow was. (Ben jij wel spannend genoeg, vraag je je af. En nog iets over analoge rimpels, maar warme handen.) Je mag het woord nemen, samen met iemand uit Duitsland, Kenia en Georgië. De mensen die kijken – zo blijkt uit een virtuele poll – bevinden zich op alle continenten. In de trein had je, met potlood, de vragen netjes voorbereid. Je ratelt, op spannende wijze, een eindje door, zet je beste analoge radiostem op en vraagt je af of je gezicht dan door een kabel wordt getransporteerd naar iemand in Peru. Iemand zegt dat wat je zei bijzonder interessant en opwindend (of iets in die aard) was en heeft een vraag. Jouw woorden zijn dus zomaar de wereld rond gegaan. Even later hoor je PING dat er een mail binnenkomt. Blijkt dat iemand die zat te kijken (aan de oostkust van de VS, verneem je later) je gezien heeft. Die heeft je opgezocht op LinkedIn en een bericht gestuurd. Iets als dat jullie dringend vriendjes moeten worden. (Hij heeft Charles.) Ondertussen dartelt Mike lustig verder door het webinar. (Charles wil later op de week nog eens doorpraten met jou over alle spannende dingen die je hebt verteld.) De mevrouw uit Kenia stuurt je die avond nog een mail, ze wil nog enkele dingen weten. (Terwijl ze sprak was de lijn soms een beetje korrelig, maar je betrapte jezelf erop dat je gewoon naar haar stem aan het luisteren was, en zelfs niet altijd hoorde wat ze zei.)

In de vooravond vertrek je weer naar huis. In de trein wordt je lichaam weer een beetje rustiger. De trein als de tussenplek. Je laat de stapel kranten en het tijdschrift met het informatieve artikel over belangwekkende stromende bewegingen op het tafeltje liggen en kijkt naar het landschap. Je denkt aan de verhalen. En in je lichaam is een brief aan het rijpen, die je later in de week zult schrijven. Je ziet nu al hoe de brief eruit zal zien als die klaar is. De lijntjes volgeschreven met de pen. In zwarte inkt. Zwarte inkt is de koning van de analoge woorden.

Je beweegt in woorden, denk je, terwijl je naar je handen kijkt. Je kunt je handen bewegen in de tijd. Zo doen ze iets met de woorden die onderweg zijn.

Geen opmerkingen: