25 oktober 2020

De brieven


‘Misschien is het wel een goed plan.’
‘Wat?’
‘Dat ik je elke dag een brief stuur. Elke keer een korte, in plaats van af en toe een lange.’
‘Dat zou ik wel heel bijzonder vinden. Waarom zou je dat willen doen?’
‘We zijn nu ver weg, en misschien blijft dat nog wel even zo, en zo kunnen we toch dichtbij zijn. En het is gewoon een mooi ritueel.’
‘Kun je die dingen ook gewoon zeggen? Of gaat dat alleen in een brief?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Soms komt er een traag verdriet over me. Ik zie dan de woorden nog niet. Gewoon schrijven, de beweging van mijn hand, de woorden die op het papier verschijnen, dan komen de zinnen wel. Door het schrijven begrijp ik dan wat ik daarvoor nog niet begreep.’
‘Zoals dat verdriet?’
‘Ja.’
‘Het is wel mooi, hoe jij dat doet. Telkens blijven zoeken. Het is alsof je jezelf een beetje uit elkaar haalt en op het gras spreidt. En dat ik daar dan zomaar naar mag kijken, en het aanraken.’
‘Je mag alles van mij aanraken, dat weet je.’
‘Ja, ik weet het.’
‘Het is zo rustig nu. Dit. Alsof er alleen maar dit is. Nu, en hier.’
‘Dat wil ik zo vaak, alleen dit, hier.’
‘Het is zo duidelijk en helder dat we allebei hier willen zijn. Maar wat als dit de enige plek is waar we kunnen zijn, waar wij kunnen zijn?’
‘Ben je daar bang voor?’
‘Soms.’
‘Wat denk je dan?’
‘Er is heel veel liefde. Maar wat als we net daar waar we dichtbij zijn in onszelf zien waar we alleen zijn? Zijn we dan niet nog meer alleen?’
‘Misschien zullen we die vraag nooit kunnen beantwoorden. Misschien moet het ook niet.’
‘Het is iets dat me bezighoudt. Het kwam over me, ergens diep in de nacht. Het is nu zo helemaal stil ’s nachts, dus ik hoorde alleen maar de gedachten in mijn hoofd. En ook mijn hart, ik hoorde het kloppen.’
‘Misschien is wat we doen het enige antwoord op die vraag.’
‘Misschien wel. Misschien wil ik gewoon dat het anders is. Dat ik je op die plek helemaal zou kunnen dragen of zoiets. Al is dragen niet helemaal het juiste woord.’
‘Ik herken wel wat je zegt. Voor mij voelt het soms ook zo. Wat als we elkaar niet echt kunnen bereiken? Wat als het altijd maar een stuk is?’
‘Als we gewoon kijken, naar wat er is, misschien zien we dan hoe we bewegen. Die eerste dans, alsof die er elke keer opnieuw kan zijn. Maar misschien is dat een te groot verlangen.’
‘Het is alleszins een heel mooi verlangen.’
‘Wie weet wordt het wel duidelijker als ik het in die brieven ga schrijven, en dan begrijp ik zelf beter wat ik voel.’
‘Ik denk dat je het wel begrijpt, en ik ook, maar ik wil je brieven wel heel graag lezen.’
‘Ja, dat zal wel.’
‘Ben je bang voor de zinnen die zullen komen?’
‘Ik denk het niet. Het heeft iets te maken met blijven. Vormen van blijven.’
‘Misschien heeft het gewoon te maken met wie wij zijn.’
‘Ja, dat is wel zo, denk ik.’
‘Dan kan er eigenlijk niets fout gaan.’
‘Als jij het zegt, zal het wel zo zijn.’
‘Ik kijk alleen maar naar jou.’

Geen opmerkingen: