13 februari 2022

Grensaanraking


‘Zullen we zo gaan zitten?’
‘Ja, dat is goed.’
‘Het was goed om gisteren daar te zijn. Ik had een beetje schrik. Ik weet nooit vooraf wat die plek met me zal doen. Soms raak ik er mijn adem een beetje kwijt.’
‘Ben je dan bang?’
‘Nee, eigenlijk niet. Ik probeer gewoon als van op een afstand af en toe naar mezelf te kijken. Als ik gewoon een beetje meedrijf met hoe de dingen gaan, kom ik wel op een goede plek terecht, denk ik. En dat was gisteren ook zo.’
‘Ik herinner me nog wel van vroeger dat ik je daar soms verloor. Net op het moment dat ik wou voelen dat je er was, schoof je van me weg. Misschien ook wel van jezelf.’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Je bent veranderd. Je bent meer en meer in het nu, en alleen maar hier. Ik dool nog een beetje. Ook door wat er gebeurd is, denk ik. Vandaag was het voor het eerst sinds weken dat ik me niet verdrietig voelde. Dat gewicht leek even weg. Het voelde goed om alleen te zijn, ik miste hem niet meer.’
‘Ik zie het aan je. Je ogen zijn anders.’
‘Ja? Dat zou mooi zijn. Misschien ben ik soms bang van dit alleen zijn. Op zich kan ik het wel goed, maar soms is er dat verlangen dat iemand me ziet.’
‘Zou je er anders niet zijn?’
‘Dat is gewoon die kleine angst, vermoed ik. Al heb ik ondertussen geleerd dat het meer pijn doet als er wel iemand is, maar als die je niet ziet.’
‘Ik zie je toch?’
‘Ja, jij wel, altijd.’
‘Dat is toch al iets.’
‘Ja, dat is waar. Maar het was dus een goede dag. Ik had zin om het huis op te ruimen en om het zo weer een beetje het mijne te maken.’
‘Dan kunnen de dingen jou ook beter zien, dan worden ze zachter.’
‘Dat is wel een mooie gedachte. En jij? Wie ziet jou?’
‘Dat is een moeilijke vraag. Er zijn zoveel mensen die me zien. Het is soms een beetje overweldigend. En toch kan het me soms verwarren. Ik weet het, in mijn hoofd, ik laat het tot me doordringen, en altijd is het alsof iets daarvan me nooit zal bereiken. Ik probeer daar niet te veel over te piekeren of zo, probeer gewoon te kijken, en dankbaar te zijn.’
‘Soms, heel soms, denk ik dat ik daar nooit overheen ben geraakt bij jou, die drempel. Het is alsof ik die zou kunnen aanraken, alsof ik weet waar die in jouw lichaam is. Je was daar altijd zacht in, maar ik zag het aan je.’
‘Het spijt me, als het zo was.’
‘Dat hoef je niet te zeggen. Ik zie nu ook het mooie ervan, van het zoeken en het proberen. Misschien zou ik het nu anders doen.’
‘We zouden allebei anders zijn. Het is goed misschien om het gewoon al gezegd te hebben.’
‘Ja.’
‘Ik bedacht net dat ik graag naar je kijk, terwijl je ouder wordt. Je valt steeds meer samen met je bewegingen.’
‘Gisteren zag ik iemand die ik al heel lang niet meer gezien had. Ik zei haar dat ze zo op haar moeder begint te lijken. En zij zei dat ik er zoveel beter uitzie nu dan jaren geleden.’
‘Ik denk dat ze gelijk heeft.’
‘Jij bent nog altijd een heel stuk jonger.’
‘Jij zegt dat steeds, maar zo voelt het wel niet.’
‘Je hebt nog zoveel open ruimte voor je.’
‘Hier vandaag is voorlopig al meer dan genoeg.’
‘Wat zullen we nog doen? Wat zou je willen?’
‘Ik heb een plan.’
‘Laat maar komen, ik zeg op alles ja. Denk ik toch.’

Geen opmerkingen: