20 februari 2022

Tijdtwijfel


Dat ene boek eindelijk uitlezen. En nog steeds een beetje twijfelen, niet echt weten wat je ervan vindt. De goede dingen zien. Het opzet zien. De afstand in generaties zien. Niet helemaal zeker weten in welke mate wat je ervaart bepaald is door die afstand. Soms niets begrijpen van die personages. Soms niet weten waarom je hen interessant zou moeten vinden. En ook zien hoe ze elkaar uiteindelijk vinden. Misschien nog maar een dagje wachten om het boek te laten indalen.

De rimpels voelen in de huid boven je ogen. Niet alleen weten dat ze er zijn, ze zien, maar de lijnen voelen in je huid. Alsof het voor het eerst is. Hoe je als kind in de klas naar de meester keek en je afvroeg waar rimpels vandaan komen, en waarom ze in die lijnen komen, en niet in andere. Oefenen met het samenduwen van de huid, alsof je zo zelf zou kunnen bepalen hoe de lijnen later zouden lopen. Nu ze er zijn niet meer weten welke lijnen je vroeger zou hebben verkozen.

Hoe je soms tegen jezelf moet zeggen, terwijl je staat te spreken, dat de jonge mensen die je daar ziet zitten luisteren je kinderen zouden kunnen zijn. Nog altijd niet goed weten hoe dat moet. Alsof daar ergens tussen jou en dat beeld dat je dan zou zien een glazen wand is, waar je niet voorbij kunt. Alsof je – ook al voelt het zo groot en zo heftig – nooit voorbij die lijn zult komen. Dat het niet voor jou is. Dat het ook goed is aan deze kant, waar je bent en zult blijven.

In de stoel bij het raam je boek lezen. Voelen hoe de armen jouw armen dragen. Hoe onverwacht goed dat voelt. Alsof je even mag leunen op de tijd. Alsof iets van toen en daar nu naar hier is gekomen om bij je te zijn. Misschien was al die tijd van toen tot nu daarvoor nodig. Hoe die stoel zo eenzaam stond te wachten op een bestemming, in het bijna lege huis. Hoe je ineens wist dat de stoel bij jou hoorde. Misschien is de stoel ook voor het eerst thuis.

Terugdenken aan de liefdes in je leven. Veel beelden zien. Nog altijd weten wat je zag. Zien wat je niet goed deed, wat niet goed was. Zien waar je faalde, in de war was. Zien waar je bevroor. Zien waar je verlangde. Maar jezelf niet in het beeld krijgen, hoe je op dat moment was. Het wel ongeveer weten, maar niet kunnen zien. Misschien sta je zelf nooit op de foto’s in je hoofd. Misschien hebben ze zich teruggetrokken.

Hoe ergens onderweg het besef groeide dat je lichaam alleen nog hier en nu is. De tijd die er was tot nu toe laat zich wel dragen, als in een trage adem. En soms trekt iets je terug naar daar, heel even, ineens. Maar je bent hier. Zoals je in de plooi moet vallen, wanneer je uit bed komt ’s morgens. Alsof alle stukken weer bij elkaar moeten gelegd worden, uit het niets. En dat je het even niet weet, tussen het bed en de andere kamer. Om daar in jezelf aan te komen.

Je ziet je handen in de spiegel van de lift, je schrikt even. Zoals je soms schrikt van een foto. Hoe je nooit zult vergeten hoe hij schrok, je grootvader, toen je hem de foto liet zien die je van hem maakte. Hij en je zus. Het zou de laatste foto worden, maar dat wist nog niemand. Hoe je soms naar de anderen kijkt in je handen. Hoe je soms ziet waar je bent, onderweg, in je handen. Hoe je soms ziet dat ze bij je blijven, onderweg.

Je legt jezelf neer in de stilte van een zondag. Er is iets met het ritme van een week. Lagen in je huid laten zich zien. Daar waar je iets zou kunnen delen, aanraakbaar zijn. Als. Daar waar het verdriet is, zomaar open. Daar waar het pijn doet, als een gast die even uitrust. Misschien kun je jezelf uitspreiden in het huis, je stukken naast elkaar leggen. En dan kijken. Wanneer het tijd is, komen de stukken wel weer naar elkaar toe. Je hoeft het niet te vragen.

Geen opmerkingen: