01 april 2022

Een warm plekje


Het licht mag een beetje opnieuw beginnen ’s morgens. Zo lijkt het. Het heeft een stap teruggezet en haalt je wel weer in.

Meestal is het anders, maar soms hoor je op het perron: “Deze trein zal vandaag uit negen in plaats van zeven rijtuigen bestaan. Waarvoor onze excuses.” (De mevrouw in de microfoon blijft er altijd even rustig bij. Haar echte stem is in stukjes uit elkaar gevallen, en die worden elke keer weer voor even in elkaar gepast tot een zin. Iemand zou eens stiekem een gedicht in de vrouwenstemmachine moeten steken, om te zien wat er dan gebeurt. Misschien begint de machine wel lichtjes te trillen.)

De poetsmevrouw is er niet meer, er is nu een poetsmeneer. Hij beweegt iets minder sierlijk door de gangen, en zingen doet hij ook niet. Hij vertelt je een heel verhaal over de energieprijzen. Hij lijkt een beetje onhandig robuust voor dit werk en houdt duidelijk van sproeiflesjes.

De planten vertellen je iets over de liefde.

Je droom is een beetje ingewikkeld.

Je vertelt aan de mevrouw die de nieuwe huisstijl ontwerpt dat je geen extreme fan bent van pastelkleuren. Het mag iets meer zijn. Je vraagt je af of het iets met generaties is. Dat blijkt niet het geval te zijn. Wat om een of andere reden een opluchting is voor je. Alsof je toch niet oud bent.

Of de mate waarin je bestand bent tegen methodiekdwang een kwestie van generaties is, is je niet helemaal duidelijk. Je ziet wel het grotere belang voor de wereldvrede, maar je bent ook geen extreme fan van het fenomeen ‘inchecken’. Liefst staand, blijkbaar. Mensen die daarvoor doorgestudeerd hebben, vragen je om wat je voelt in één woord samen te vatten. Misschien is jouw aan zichzelf ontsnappende lichaam soms woordafstotend. Vooral als het er maar één mag zijn. (Gelukkig zijn ook alle andere aanwezigen even bang dat ze niet meer alle voornamen zullen weten. En zo komt het toch nog helemaal goed.)

Op weg naar de vergadering die avond probeer je een onderwerp uit te nodigen voor het stukje dat je later die week moet schrijven. Het onderwerp onthult zich niet voor jou.

Op weg terug naar huis, ergens in de nacht, krijg je een mooi bericht. Het ontroert je heel diep. Je bent blij voor haar.

Eerder die dag kreeg je een ander bericht. Het maakt je een beetje droevig. (En tegelijk is het alsof iets een beetje dichter bij de aarde komt.) Je antwoordt nog. Ze lijkt zo ver weg.

De nacht is rusteloos.

Misschien heeft het onderwerp zich aan je getoond, denk je de volgende ochtend in de trein. De man naast je zit erg dicht tegen je aan. (Echte mannen zitten breed, ongetwijfeld.)

Je doet de dingen die op je wachten. (Eigenlijk zou je alleen maar zacht en waterig willen zijn, denk je.) De poetsmeneer glimlacht een beetje verlegen wanneer hij binnenkomt.

Je werkt aan het verslag van het webinar dat je volgt. Het voelt goed, telkens even de opname stilleggen en traag de zinnen uitschrijven met het potlood.

Een andere dag. Je ziet de dingen voor je die op je wachten. Ze hebben al alle lege plekken weggeduwd.

Ergens halverwege de dag leg je je erbij neer. Eerst moet al het andere, eer je aan dat stukje kunt beginnen. (Je had zo graag alleen maar een lege plek gehad om te wachten op de woorden.)

Weer thuis. Er hangt rook op het plein. De buurvrouw zegt dat er achter de hoek een huis in brand staat. Je kijkt door het raam en ziet dikke donkere rook. Mensen gaan kijken. Jij kookt verder. Je ruikt de rook binnen ondertussen. Voor je aan de afwas begint, ga je even kijken. De rook is lichtgrijs geworden. Aan de brandweermensen te zien is het ergste achter de rug.

Je moet een drempel over die avond om aan je stukje te beginnen. Je probeert het ritme te zoeken, waarin de woorden jou leiden.

De volgende ochtend wacht er geen sneeuwwereld op je.

Je leest je tekst nog eens na en verzendt hem. Later hoor je dat er een vergissing is. Je moest helemaal geen tekst klaar hebben. (Je tekst trekt zich in zichzelf terug.)

Je probeert nog voor je middagafspraak alle dringende vrijdagdingen af te krijgen. (Het is of je de sneeuwlucht buiten binnen in je lichaam kunt voelen. Iets zou mogen, zomaar.) Terwijl klinkt de Passie.

Een mooi gesprek, dat je erg ontroert. Door kleine bewegingen in zinnen. Zo kun je ook bewegen in de ruimte.

De wind is ijzig, wanneer je met haar meegaat tot aan de trein. Er zijn nog zoveel verhalen over.

Je werkt de dingen af. Het is klaar genoeg voor nu.  De stoel bij het raam wacht op je. Je legt de kookboeken op je schoot. De briefjes voor de boodschappenlijstjes liggen klaar. Iets dient zich al snel aan.

Het mag zich neerleggen, denk je. Misschien verlang je veel. Alleszins meer dan één woord. Misschien iets met een warm plekje. Waar het is.

Geen opmerkingen: