16 april 2022

Nog niet


Het stuk staat dus nog niet in de krant, zie je.

De foto hoef je dus ook nog niet te zien.

In de twee kranten wel andere stukken over kinderen.

Raar, hoe ze allebei ongeveer hetzelfde stuk brengen.

Voor je vertrekt nog even dat boek inpakken.

Je kijkt erg uit naar je afspraak.

Je leest die verhalen in de trein.

Ze hebben allemaal droeve foto’s gekozen van die mensen, denk je.

Misschien hoefde dat niet.

Misschien moesten zij geen fonkels maken.

Je bent nog een stuk te vroeg daar.

Ouders brengen hun kinderen, die zich klaarmaken voor een dagje aan zee.

Ze zijn mooi, zo vol verwachting.

Ze is aangekomen, zegt het bericht.

Jullie hebben elkaar ruim twee jaar niet meer gezien.

Het is alsof je haar een beetje teleurstelt, omdat je nog niet in de krant staat.

Op weg naar een plek om te blijven, met alle tijd.

Het grote café is nog helemaal leeg.

De verhalen zijn al bezig sinds het station, ze lopen gewoon door.

Zoveel verhalen over de kinderen, ze mogen zich rustig neerleggen, ze mogen gewoon zijn.

De oude vrouw met haar rolkoffer, zou ze in de wereld daarbuiten wel een dak hebben?

Je merkt niet eens hoe de uren voorbij schuiven.

De verhalen ontroeren je.

Dat ding op de tafel dat aan zal geven dat jullie bestelling klaar is, wat zal dat doen?

Het doet alles tegelijk, zo lijkt het wel: licht geven, trillen en rinkelen.

Je schrikt nog altijd van je tranen bij je eigen verhalen, dat ze telkens komen.

Bij mij is het gestopt, zeg je, het.

Je probeert iets te zeggen wat je alleen zelf mag zeggen over jezelf, niet iemand anders.

En iets over baby’s op je buik, en hoe ze slapen.

Welke plek heb je, welke plek krijg je, welke plek moet je vragen. 

Mag je boos zijn?

Iets over zien en gezien worden, iets over erkennen, iets over meer dan genoeg zijn zonder.

Waarom is een machtsvraag.

De mevrouw aan het tafeltje achter je zit zo dicht tegen jouw stoel, het is raar.

Je kijkt naar je adem, hoe alles rustig heen en weer gaat.

Het licht is zo licht, zoals de hele dag al voelt.

Toch is het tijd om te vertrekken, zegt de klok.

Ze haalt nog net een vorige trein.

De jouwe komt er bijna aan, je kijkt naar de mensen.

Je hebt een hele wagon voor jou alleen.

Je leest verder in het boek over de gezichten.

Het grijpt je aan, maakt je droef.

Je bent weer thuis, het huis is blij.

Het was een mooie dag, het was.

Geen opmerkingen: