18 november 2022

Een regenboog


De week begint stil. Je werkt thuis, want er komt belangrijk bezoek later op de dag. Het ritme is een beetje anders, zo zonder een trein in de ochtend. 

En na de middag komt de pianomeneer. Hij restaureerde die oude piano waarop je als kind leerde spelen, en elk jaar komt hij langs om hem te stemmen. Elk jaar ben je een klein beetje verlegen, omdat je weer minder hebt gespeeld dan je je had voorgenomen. (Gelukkig heb je nog zoveel jaar voor al die stukken van Bach, zeg je dan maar tegen jezelf, wat niet altijd helemaal overtuigt.) Hij heeft net als de vorige keren niet erg veel werk. De piano blijft. Als een rustige plek in het huis. Een plek die bij je blijft, die met je meegaat, en je moeiteloos zal kunnen overleven. En ook al speel je niet elke dag, je wilt wel regelmatig even voelen aan de piano. (Misschien moet je nog meer verhalen en geheimen vertellen aan de piano, net als aan de planten.)

De volgende dag. Je hebt nog veel werk, al is het eigenlijk een vrije dag. Iets met de koning. Dit keer sta je niet vruchteloos voor de gesloten deur van je werk, zoals al enkele keren gebeurde. Wat wel bijdroeg aan de pretbevordering voor je collega’s.

In de vergadering is het alsof je alle tijd hebt. Je kunt rustig al je vragen stellen. Je huid voelt traag.

De mevrouw in het filmpje vraagt dat je je hand zachtjes op je hart legt. En dat je kijkt. Je wordt helemaal warm. (Iets is vloeibaar.)

Een volgende dag. Op weg naar het werk kom je langs het politiekantoor waar de bloemen voor de deur liggen. Je buigt even.

De twee mannen komen je interviewen. Je weet, zoals steeds, nooit helemaal goed of wat je zegt wel interessant of de moeite is. Je vraagt het maar, voor alle zekerheid. Ze zeggen van wel. (Waar zouden de woorden die je zei terechtkomen?)

Je kunt net niet zien welk boek de mevrouw in de trein tegenover je aan het lezen is.

Die avond is het warm, onder het dekentje. Je legt nog even je hand op je hart. (Iets beweegt.)

Toch weer iets met schoenen, in je droom.

De volgende ochtend. Je maakt je klaar om te vertrekken naar de opening. Een belangrijk keuzemoment. Je weet uit ervaring dat als je je regenbroek aandoet het als snel ophoudt met regenen. En als je zonder vertrekt, begint het waarschijnlijk snel harder te regenen. Je doet ze toch maar aan. De regen neemt inderdaad af onderweg, al is er nog wel veel wind.

Je kijkt rond bij de opening, luistert naar de verhalen. Het ontroert je heel erg. Het is allemaal echt nu, zeg je aan een dierbare vriendin. Ja, zegt ze, glunderend. (Je bent ergens in de stroom, denk je.)

Je hebt bericht gekregen dat het etentje voor die grote meid van zestien nog even wordt uitgesteld. (Je was je al aan het voorbereiden op een nieuwe eetervaring.) Ze is ziek. Je zag haar de vorige dag nog in de ochtend, een beetje dolend. Je stuurt haar een berichtje. (Je hebt alleszins nog de rest van de eeuwigheid om een nieuw moment te vinden.)

De meneer tegenover je in de trein heeft geen zin in zijn boek en legt het weg. Misschien is er een ander verhaal in zijn hoofd dat eerst moet kunnen bewegen.

Op weg naar huis loop je nog even langs de boekhandel. Het boek dat je bestelde is er.

Je kookt die avond dus toch maar gewoon zelf. (Iets is een beetje koud in je, stel je vast. Je verlangt naar warmte.)

De volgende ochtend. Een grote groep politiemensen staat voor het kantoor te wachten. Ze maken zich klaar om in de bus te stappen. Straks zullen ze afscheid nemen van hun collega. Je buigt even.

Je belt die ene mevrouw. Je bent eigenlijk een beetje slechtgezind, zeg je. Dat mag, zegt ze. (Je kijkt.)

Je hebt een hele namiddag om te studeren. Je kijkt naar de presentatie, leest de rapporten. Je ziet de beelden in je hoofd heen en weer gaan.

Op weg naar het station, net voor je weer langs het politiekantoor komt, zie je ineens een mooie regenboog boven de stad.

Je loopt in de regen naar huis. (Straks mag het fado zijn, denk je.)

Geen opmerkingen: