06 november 2022

En de wind


‘Ik ben blij dat je er bent. Op weg naar hier voelde ik hoe het me al rustiger maakte, te weten dat ik jou zou zien.’
‘Dat is mooi. Voor mij is het ook zo. Ik kan me een beetje neerleggen in de gedachte dat ons gesprek gewoon al jaren duurt en nog jaren verder zal gaan. Als ik soms iets nog niet weet of nog niet kan verwoorden, weet ik dat het rustig mag drijven naar het volgende gesprek. Ik kan je moeilijk uitleggen hoeveel dat gevoel voor mij betekent.’
‘Ik weet dat wel hoor, denk ik toch. Het is soms alsof je elke keer opnieuw verrast bent dat dit blijft.’
‘Ja, dat is ook zo. Let er maar niet te veel op. Dat stukje van mij zal wel nooit veranderen.’
‘Er was zoveel wind, op weg naar hier. En het was koud. Op een of andere manier voelde ik me dankbaar. Het was goed om die weerstand weer te voelen, om terug te kunnen keren naar iets.’
‘Je ziet er goed uit trouwens. Er is iets veranderd aan jou de voorbije weken.’
‘Ja, dat is ook zo. Ik ben blij dat je het ziet.’
‘Ik zie altijd alles. Jij ook.’
‘Soms heb ik de wind nodig. Niet altijd. Soms ben ik een beetje bang van de wind. En soms wil ik vooral mijn geliefden uit de wind zetten, wil ik hen kunnen beschermen. Maar soms heb ik de wind nodig. Dan moet ik naar buiten en gaat het alleen tussen ons tweeën, tussen de wind en mij.’
‘Ik herinner me nog een lange wandeling aan zee, met de vrouw die toen mijn geliefde was. En we konden stilstaan en gewoon achterover leunen in de wind. We konden onszelf een beetje uit handen geven.’
‘De wind is gebleven, de zee ook, maar die vrouw niet.’
‘Nee, dat is waar. Misschien is het ook wel beter zo.’
‘Ik weet dat niet. Je vertelt er zo weinig over tegenwoordig.’
‘Is dat zo? Ik denk er wel veel over na, en ik begin ook wel dingen te zien. Maar ik heb ook een beetje schrik, denk ik. Het is alsof ik heel vloeibare woorden zoek, terwijl anderen vaak meer hoekige woorden gebruiken. Ik wil soms woorden voor wat ik nog niet weet, of zo.’
‘Ik vind overigens dat jij die wel altijd hebt eigenlijk.’
‘Ja?’
‘Ja, toch wel. Je kunt goed kijken naar die nog drassige onbestemde plek.’
‘Dat is mooi gezegd.’
‘Toen we de vorige keer praatten, was je erg aan het zoeken naar iets dat niet kwam precies.’
‘Ik weet het ondertussen. Die angst. Aan de ene kant is er dat gevoel. Ik kan iets zien, iets als een weg, waar nog geen woorden voor zijn. En ik zie dat die goed zou zijn voor mij. Ik zie ook hoeveel tijd ik er voor nodig zou hebben. En aan de andere kant is er iets dat is ingeschreven in mijn huid. Dat iedereen altijd weg zal gaan van mij, net wanneer het goed zou kunnen worden. Ik weet ondertussen dat ik nu hier ben, en mijn lichaam ook. Maar er is nog een restant of zo. Een fossiel.’
‘Gelukkig ben jij geen fossiel. Je hebt meer van de zee dan je soms zelf wilt geloven, denk ik.’
‘Ja?’
‘Jij hebt andere mensen nodig die je daar af en toe op wijzen. En dat is een van die dingen die ik graag doe.’
‘Je doet dat goed.’
‘Laten we de volgende keer gewoon verder praten, waar we vorige keer gestopt waren. En vertel het me in woorden van de zee.’
‘En de wind.’
‘Ja, de zee en de wind.’

Geen opmerkingen: